Nummer 21/20336/GV
Betreft [Klager]
Datum 18 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 februari 2021 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.
Klagers raadsman, mr. V.A. Vitanov, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid van het beroep
De raadsman heeft de afwijzende beslissing moeten opvragen bij de casemanager van klager en in eerste instantie werd geweigerd om deze aan hem te verstrekken. Nadat de raadsman hier nogmaals in een dringende e-mail van 8 maart 2021 om had verzocht is de beslissing aan hem toegezonden. Hierom moet het ervoor worden gehouden dat het beroep van 8 maart 2021 tijdig is ingediend.
Inhoudelijk
Anders dan weergegeven in het advies van de vrijhedencommissie is het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart voor klager – de reden waarom klager incidenteel verlof wil genieten – noodzakelijk. Klager heeft een geldige identiteitskaart nodig om zijn identiteit aan te kunnen tonen ten overstaan van de Bulgaarse consul. Wanneer laatstgenoemde in kan staan voor klagers identiteit, kan hij een schriftelijke machtiging of verklaring van klager legaliseren waarmee klager derden in Bulgarije voor zijn ouders en onroerende goederen kan laten zorgdragen.
Op grond van de Europese wetgeving dient bij het aanvragen van een identiteitskaart of paspoort de biometrie van klager te worden afgenomen. Dit kan alleen in de Bulgaarse ambassade te Den Haag te worden gedaan. Hiervoor dient klager persoonlijk in de Bulgaarse ambassade aanwezig te zijn. Uit het advies van het Openbaar Ministerie volgt dat klager hierbij dient te worden begeleid door de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Als daarvan sprake is, ziet klager het vluchtgevaar anders dan de vrijhedencommissie niet. In dit kader wordt nog opgemerkt dat er in principe op grond van de Europese Verdragen geen vluchtgevaar meer wordt aangenomen voor verdachten die onderdanen van de EU-lidstaten zijn.
Standpunt van verweerder
De bestreden beslissing is op 24 februari 2021 aan klager uitgereikt. Het beroepschrift is pas op 9 maart 2021 ingediend. Dat is te laat. Dat de raadsman de beslissing later heeft ontvangen, maakt dit niet anders. Klager kan ook zelfstandig beroep instellen. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding en om die reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
3. De ontvankelijkheid
Op grond van artikel 56, eerste en tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg dat de gedetineerde bij binnenkomst in de inrichting, schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, op de hoogte wordt gesteld van zijn bij of krachtens deze wet gestelde rechten en plichten, in het bijzonder op diens bevoegdheid om een klaag- of beroepschrift in te dienen.
Op grond van artikel 73, tweede lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt. Betekening van schriftelijke mededelingen vindt plaats door middel van uitreiking aan de gedetineerde.
De beroepscommissie stelt vast dat de afwijzende beslissing op 24 februari 2021 aan klager is uitgereikt. De hiervoor genoemde termijn is daardoor gaan lopen. Omdat aan de raadsman geen zelfstandige beroepstermijn toekomt, kan het er niet voor worden gehouden dat het beroep dat op 8 maart 2021 is ingesteld – toen de termijn van zeven dagen was verstreken – tijdig is ingesteld. Uit het dossier blijkt niet dat voor het overschrijden van deze termijn een goede reden bestond. Klager zal hierom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, waardoor aan de inhoud van het beroep verder niet wordt toegekomen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze uitspraak is op 18 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter