Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16374/TA, 15 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16374/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 15 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld vanwege de omstandigheid dat hem geen behandeling wordt geboden en hem een PlayStation (PS) op zijn kamer wordt geweigerd.

De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: FPC Van Mesdag en/of de instelling) heeft op 1 december 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag betreffende de behandeling en de klacht betreffende de weigering van de PS ongegrond verklaard (Me 2020-000175). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 9 april 2020 overgeplaatst naar FPC Van Mesdag in afwachting van een beslissing op de door de Van der Hoeven Kliniek ingediende longstayaanvraag. Therapie krijgt klager niet aangeboden vanwege de longstayaanvraag. Klager had na vijf maanden verblijf enkel een programma dat voorziet in tweemaal per week 1 uur fitness.

De longstayprocedure is een langdurige procedure. Inmiddels is de status toegekend op 8 december 2020, maar dit heeft acht maanden geduurd. Ten tijde van het indienen van de klachten was er nog geen beslissing genomen op de longstayaanvraag en had klager recht op een volwaardige behandeling. Er is vooruitgelopen op toewijzing van de aanvraag, terwijl die uitkomst niet zeker was. Daarbij zou klager bij toekenning van de longstaystatus een betere kwaliteit van leven hebben omdat hij dan zou kunnen werken, sporten en een PS zou kunnen hebben. Nu had hij beide niet, namelijk geen behandeling, maar ook weinig kwaliteit van leven. Klager voelt zich “geparkeerd” in de instelling.

Klager heeft verzocht om een PS op zijn kamer, nu hij tot de afdeling beperkt was en geen therapie of arbeid kreeg aangeboden. Hij speelt geen spelletjes maar luistert met de PS naar zijn muziek en heeft in die zin niets aan de PS van de afdeling. Op deze wijze zou het verblijf in kwaliteit kunnen verbeteren. Uiteindelijk werd de PS toegezegd, maar werd van hogerhand alsnog besloten om deze niet toe te kennen en geen uitzondering voor klager te maken. Vanwege fase II, de hoogst mogelijke fase op de afdeling Eems, mag klager geen PS op kamer. De bedoeling van de instelling was om klager te behouden op de Eems tot het einde van de longstayprocedure, ondanks dat de instelling ook aangaf dat klager op basis van zijn gedrag een fase III toegekend kon worden. Klager acht dan ook de weigering van de PS op kamer onredelijk en onbillijk gelet op zijn specifieke situatie. De kliniek had in alle redelijkheid voor klager een uitzondering moeten maken.

Uiteindelijk na het indienen van klachten en de zitting bij de beklagrechter heeft de instelling klager overgeplaatst naar een reguliere afdeling (Zuiderhaven), waar klager ook fase III kon behalen en pas na een maand, op 4 januari 2021, ook heeft gekregen.

De door de instelling genoemde behandeldoelen kunnen niet onder behandeling worden geschaard. Het stabiliseren van klager was niet nodig, hij kwam stabiel binnen. Daarnaast heeft hij zich stabiel gedragen en fase III bereikt. Het zich voorbereiden op een longstaystatus was eveneens niet nodig, daar klager op de hoogte is van het verloop van de procedure en de mogelijkheden om bij eventuele toekenning van de status deze juridisch aan te vechten.

Gelet op al het voorgaande stelt klager zich op het standpunt dat er sprake is van het onthouden van behandeling.

De behandelcoördinator heeft inmiddels een positief advies gegeven over het bezit van een PS op kamer, maar een interne commissie moet zich hierover nog buigen. Na een positief besluit zal de PS eveneens nog gecontroleerd moeten worden.

Klager heeft dus nog steeds geen PS. Er is ook nog steeds geen sprake van welke vorm van therapie. Client mag inmiddels wel werken.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Nu het gaat over de wijze van betrachten van de zorgplicht is klager niet-ontvankelijk in zijn klacht wat betreft het niet ontvangen van behandeling. Verder wordt verwezen naar hetgeen in de beklagprocedure naar voren is gebracht.

 

3. De beoordeling

Hoewel een tbs-behandeling in principe gericht zal zijn op resocialisatie en terugkeer in de maatschappij, is ook los van de vraag of een longstayprocedure in gang is gezet aan artikel 2 Bvt geen absoluut recht daarop te ontlenen. Het is afhankelijk van de voortgang in een behandeltraject in hoeverre een op resocialisatie gerichte behandeling vorm gegeven kan worden.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (bijvoorbeeld RSJ 7 juni 2010, 10/668/TA) is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen vatbaar voor beklag als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. De enkele stelling van klager dat daarvan sprake is, is niet voldoende om een klacht daarover ontvankelijk te verklaren. Indien sprake blijkt te zijn van de wijze van betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht zal een klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

Niet aannemelijk is dat klager na zijn overplaatsing naar FPC Van Mesdag in het geheel geen passende zorg dan wel behandeling is geboden. Er zijn met het oog op de in gang gezette procedure tot plaatsing in een voorziening voor langdurig forensisch psychiatrische zorg, welke procedure doorgaans een aanzienlijke tijd duurt, beperkte behandeldoelen gesteld waaraan met name door de sociotherapie vanuit de afdeling wordt gewerkt in de vorm van dagelijkse ondersteuning, interactie en interventies. Verder is aan klager dagbesteding aangeboden. Een en ander is ook als een vorm van behandeling aan te merken.

Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van het (in het geheel) niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht, maar ziet het beklag op de wijze waarop die zorgplicht is betracht. Zoals hiervoor reeds overwogen is een dergelijke klacht niet vatbaar voor beklag.

De beroepscommissie (noch de beklagcommissie) is bevoegd te treden in de wijze waarop de inrichting vormgeeft aan de tbs-behandeling, of in de vraag of voldoende voortvarend behandeling is aangeboden.

Verder acht de beroepscommissie de beslissing om vanwege de aard van de afdeling Eems I en ter vermijding van precedentwerking voor klager tijdens zijn verblijf op die afdeling geen uitzondering te maken op de op die afdeling geldende regel dat geen PS is toegestaan, hoe vervelend dit ook voor klager zal zijn geweest, op zichzelf niet onredelijk of onbillijk.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 15 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven