Nummer R-20/8641/TB
Betreft [klager]
Datum 15 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel (hierna: De Rooyse Wissel) te Venray.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 25 november 2020 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wenst graag geplaatst te worden in de buurt van zijn netwerk en zijn kinderen. Dat klager door een overplaatsing (eventueel) vertraging in de behandeling oploopt, maakt hem niet uit. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) ten aanzien van plaatsing in Limburg hoeft geen belemmering op te leveren. Het plaatsingsbeleid is erop gericht om tbs-gestelden in de regio van herkomst te plaatsen. Dit dient nog sterker te gelden voor tbs-gestelden die kinderen in de regio van herkomst hebben. Het belang van FPC De Kijvelanden (hierna: De Kijvelanden) om klager aldaar te houden dient te wijken voor het recht op een optimale behandeling. Die krijgt hij nu niet, omdat zijn familie op grote afstand van de instelling woont.
Klager wenst dan ook graag in beroep mondeling toe te lichten waarom plaatsing in zijn eigen regio zo belangrijk voor hem is.
Standpunt van verweerder
Uit de indicatiestelling van 22 juli 2019 blijkt dat het OM in verband met slachtofferbelangen negatief heeft geadviseerd over de gewenste regioplaatsing. Het slachtoffer is woonachtig in deze regio. Plaatsing in De Rooyse Wissel is dan ook in het geval van klager, vanwege deze contra indicatie, niet mogelijk. Met de tbs-behandeling wordt beoogd toe te werken naar verloven en de slachtofferbelangen mogen meewegen in een beslissing op een verzoek tot overplaatsing. De door klager naar voren gebrachte argumenten voor plaatsing in de regio van zijn sociale netwerk zijn in dit geval aan de slachtofferbelangen ondergeschikt.
Uit de reactie van de instelling volgt dat er geen behandelinhoudelijke redenen zijn voor overplaatsing van klager. Op dit moment zit klager nog in de fase waarbij zijn risicofactoren en het risicomanagement beter inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast is gestart met verschillende therapieën of is klager hiervoor aangemeld. Klager is ook begonnen met het individuele delictscenario. Een overplaatsing van klager zal leiden tot vertraging. Dit houdt onder meer in dat de individuele delictscenario wordt afgebroken en dat deze in een andere instelling opnieuw moet worden afgenomen.
Hoewel de afstand voor klagers netwerk belastend en daarmee bezwarend is, kwamen zij – voorafgaand aan de coronamaatregelen – wel bijna iedere week op bezoek. Eventuele coronamaatregelen gelden ook in andere inrichtingen met betrekking tot bezoek.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu het verzoek onvoldoende is onderbouwd en de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen.
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Klager verblijft op dit moment in De Kijvelanden te Poortugaal. Hij wil graag worden overgeplaatst naar De Rooyse Wissel, zodat hij meer in de buurt van zijn netwerk en kinderen verblijft.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c. de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio, tenzij sprake is van een contra indicatie. Als contra-indicatie voor plaatsing in de regio wordt aangemerkt de woonplaats van het slachtoffer/de slachtoffers en/of nabestaande(n) in de desbetreffende regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.
Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat door De Kijvelanden is aangegeven dat zij geen behandelinhoudelijke redenen zien voor overplaatsing van klager. Klager zit nog in de fase waarin zijn risicofactoren en het risicomanagement beter inzichtelijk worden gemaakt. Ook is klager begonnen met het individuele delictscenario. Een overplaatsing van klager zal leiden tot vertraging in klagers behandeling. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het niet in het belang van klagers behandeling is om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling.
Daarbij komt dat uit de inlichtingen van verweerder volgt dat het OM negatief heeft geadviseerd over plaatsing van klager in de regio van herkomst in verband met de woonplaats van het slachtoffer. Het belang van het slachtoffer hierin prevaleert naar het oordeel van de beroepscommissie op dit moment boven klagers belang om in verband met zijn bezoek naar de regio van herkomst te worden overgeplaatst.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 15 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter