Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3323/GA, 7 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3323/GA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Schouten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2006 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2007, gehouden in de p.i. De Grittenborgh te Hoogeveen, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Schouten.

De directeur van de p.i. Arnhem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens brandstichting in eigen cel door het matras, kussen en dekbed in brand te steken;
b. schending van de hoorplicht;
c. duur van de disciplinaire straf langer dan twee weken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft op 22 augustus 2006, één dag voor zijn vertrek naar dagdetentie, zijn cel opgeruimd en schoongemaakt. Klager had al zijn spullen op zijn bed gelegd. Er is brand ontstaan toen hij een lucifer, waarmee hij zijn sigaret had aan gestoken, in
de
richting van de asbak gooide. Deze asbak stond op de tafel naast zijn bed. Klager kon de brand niet blussen, want er was niet voldoende water. Klager heeft toen het personeel gebeld.
Klagers vrouw was in die periode erg ziek en klager was daar verdrietig over. Personeel heeft daaruit te snel conclusies getrokken.
De inrichting heeft geen gedegen onderzoek naar de toedracht van de brand gedaan. Slechts een tweetal nietszeggende foto’s van een krant moeten de bewering staven dat er opzettelijk brand is gesticht. De omstandigheid dat er een krant op klagers bed
lag
weerlegt beslist niet klagers lezing van de gebeurtenissen dat de brand per ongeluk is ontstaan.
De straf is voorts buitenproportioneel. Kennelijk heeft het nieuws van de Schipholbrand de beslissing van de directeur beïnvloed. Ook indien het aan klagers schuld te wijten zou zijn dat de brand is ontstaan is de straf wel erg zwaar. Klager is
ingesloten van 22 augustus 2006 om 20.00 uur tot en met 6 september 2006 om 10.00 uur, zodat de totale duur het wettelijke maximum heeft overschreden.
Voorts is klager niet gehoord alvorens de disciplinaire straf is opgelegd.
De directeur heeft aangifte gedaan van brandstichting. Het openbaar ministerie heeft de zaak geseponeerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de afhandeling van het rapport is klager gehoord. Hiervan wordt nooit een verslag opgemaakt. Op de aan klager uitgereikte beschikking staat ook dat klager is gehoord.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens brandstichting in zijn cel door zijn matras, kussen en dekbed in brand te steken.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hier sprake was van opzettelijke brandstichting. Tegenover de gemotiveerde betwisting van klager had het op de weg gelegen om met harde gegevens te komen. De
foto’s die de directeur heeft overgelegd tonen slechts aan dat er een brand is geweest, maar niet hoe die heeft kunnen ontstaan. De disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel acht de beroepscommissie dan ook niet redelijk of
billijk.
Klager kan wel verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door, zoals hij zelf aangeeft, met een net gebruikte lucifer te gooien. Daardoor is gevaar ontstaan voor hemzelf en andere aanwezigen in de inrichting en heeft hij schade veroorzaakt. In
verband hiermee acht de beroepscommissie een disciplinaire straf van zeven dagen strafcel op zijn plaats.
Zij zal het beklag daarom gegrond verklaren voor zover de bestreden disciplinaire straf langer heeft geduurd dan zeven dagen en het beklag voor het overige ongegrond verklaren.
Nu de gevolgen van de reeds tenuitvoergelegde straf niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, wordt klager een tegemoetkoming van € 70,= toegekend.

Ten aanzien van onderdeel b:
In artikel 57, eerste lid onder j, van de Pbw staat onder meer dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens te beslissen omtrent de oplegging van een disciplinaire straf bedoeld in artikel 51. Het tweede lid van
eerstgenoemd artikel bepaalt onder meer dat van het horen van de gedetineerde aantekening wordt gehouden. Op de aan klager uitgereikte mededeling van de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf staat vermeld dat klager is gehoord en de
beroepscommissie gaat van de juistheid daarvan uit. Gelet hierop dient het beroep op dit onderdeel ongegrond te worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c:
Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw, kan een ambtenaar of medewerker van de inrichting een gedetineerde voor ten hoogste vijftien uren afzonderen (bewaardersarrest).
Klager is op 23 augustus 2006 om 00.00 uur in afzondering geplaatst en op 23 augustus 2006 is klager gehoord en is hem een disciplinaire straf opgelegd.
De beroepscommissie acht de toepassing van dat bewaardersarrest in dit geval niet in strijd met de wet noch moet de beslissing om dat bewaardersarrest toe te passen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk worden
geacht. Dit maakt dat dit onderdeel van het beroep ongegrond is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover de duur van de opgelegde disciplinaire straf de zeven dagen te
boven
gaat. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen b. en c. ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. H. Heijs en L. Diepenhorst MPA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 7 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven