Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20317/SGA, 15 maart 2021, schorsing
Uitspraakdatum:15-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20317/SGA

               

Betreft [verzoeker]

Datum 15 maart 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de directeur) heeft op 2 maart 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van een geldboete van € 40,= vanwege het ontvreemden van tien handdoeken, één waterkoker en diverse boodschappen.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (KA-2021-93).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De voorzitter overweegt dat de directeur niet heeft bepaald binnen welke termijn de geldboete van € 40,- betaald dient te worden en door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de daartoe gestelde termijn is betaald. Gelet hierop blijkt niet dat de betaling niet zou kunnen wachten totdat de beklagcommissie uitspraak heeft gedaan op het beklag, zodat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij een uitspraak op het schorsingsverzoek. Nu verzoeker geen (spoedeisend) belang heeft bij een toewijzing van het verzoek, zal het verzoek worden afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek om het doen toekomen dan wel doorsturen van (een vergoeding voor) de boodschappen en vermiste eigendommen, overweegt de voorzitter dat verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing van het verzoek, omdat dat niet kan leiden tot het beoogde resultaat. Daarvoor zou een nieuwe beslissing genomen moeten worden en de voorzitter is niet bevoegd om de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 68, derde lid, onder a. en b., van de Penitentiaire beginselenwet). Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek in zoverre afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 15 maart 2021 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven