Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7142/GA, 11 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7142/GA

               

Betreft [klager]

Datum 11 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft op 2 april 2020 klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Middelburg heeft op 22 mei 2020 het beklag ongegrond verklaard (MB-2020-000172). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, vanwege de landelijke getroffen maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus. De landelijke maatregel van opschorting van verloven is echter nimmer aan klager kenbaar gemaakt. Daarnaast is zijn verlof op andere grond afgewezen, namelijk in verband met het ontbreken van een re-integratiedoel. Klager meent dat de door hem opgegeven activiteiten ter onderbouwing van zijn verzoek dit doel wel hebben.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het tegen de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 19 juli 2017 gedetineerd. Hij was – volgens zijn registratiekaart – voorlopig gehecht, in verband met de verdenking van handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Op 15 mei 2020, de fictieve einddatum van zijn detentie, is hij in vrijheid gesteld.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Bij zijn verzoek om algemeen verlof heeft klager te kennen geven dat hij tijdens het verlof een aantal activiteiten wenste te ondernemen, namelijk het indienen van verschillende klachten bij de Commissie van Toezicht, een bezoek aan de kapper, ontbijten, lunchen en slapen. De directeur heeft dit verzoek afgewezen, omdat de door klager opgegeven verlofactiviteiten niet kunnen worden aangemerkt als gericht op re-integratie of voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij.

De beroepscommissie overweegt hierover het volgende. Verlofverlening in de vorm van algemeen verlof heeft tot doel (onherroepelijk of niet-onherroepelijk) veroordeelde gedetineerden in het laatste jaar van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf in de gelegenheid te stellen zich weer langzaam op hun terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Het algemeen verlof is een periodiek terugkerende verlofvorm die in het kader van resocialisatie kan worden ingezet. De geldende regels omtrent het algemeen verlof zijn vastgelegd in artikel 14 tot en met 18 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Een verzoek om algemeen verlof kan, kort gezegd, worden afgewezen, indien vrees bestaat voor verstoring van de orde en de veiligheid in de inrichting of de maatschappij.

Tegen deze achtergrond heeft de directeur bij de beoordeling van klagers verlofaanvraag een onjuiste maatstaf aangelegd. Een noodzaak voor het verlenen van algemeen verlof, in de zin dat het verlof een concreet re-integratiedoel dient te omvatten dat niet in de inrichting kan worden gerealiseerd, is (thans) geen wettelijk vereiste voorwaarde voor het verlenen van algemeen verlof. Bovendien naderde de einddatum van klagers detentie al snel en betrof het onderhavige verzoek om algemeen verlof zijn zesde en laatste verzoek, voordat hij in vrijheid zou worden gesteld. De beklagrechter heeft dit alles ten onrechte onbesproken gelaten.

Het voorgaande leidt naar het oordeel van de beroepscommissie reeds tot gegrondverklaring van het beroep. Zij ziet echter geen reden klager in verband hiermee een tegemoetkoming toe te kennen. De ten tijde van de klacht geldende landelijke coronamaatregelen, waaronder de algehele opschorting van verloven van gedetineerden, waarop de directeur eerst in de beklagprocedure heeft gewezen, stonden immers in de weg aan het inwilligen van klagers verlofaanvraag.

  

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 11 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven