Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4674/GA, 11 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-19/4674/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 11 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van €69,27 van zijn rekening-courant nadat hij was overgeplaatst naar de locatie Roermond.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 29 augustus 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (R-2019-152). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 8 mei 2019 heeft klager €100,- op zijn winkelsaldo in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad gezet. Op 13 mei 2019 is klager overgeplaatst naar de locatie Roermond. Een dag daarvoor – nadat klager was gemeld dat hij zou worden overgeplaatst – heeft hij verzocht de boodschappen te annuleren en de €100,- terug te storten. Dat was niet gebeurd. Op verzoek van klager hebben bewaarders van de locatie Roermond contact gezocht met de medewerker van het JC Zaanstad die voor klager de boodschappen had geannuleerd. Deze gaf aan dat klager eerst even moest wachten op het overzicht van zijn rekening-courant. Uit het overzicht van klagers rekening-courant volgt dat hij op 21 mei 2019 €30,77 teruggestort heeft gekregen. Derhalve mist klager nog een bedrag van €69,23. Op 23 oktober 2019 heeft klager naar het JC Zaanstad gebeld voor de bon van de boodschappen, maar hem werd medegedeeld dat deze na twee weken is weggegooid. Klager stelt dat hij geen versproducten had besteld.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Klager is door de beklagrechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij dit te laat heeft ingediend. Nu klager wekelijks een overzicht van diens rekening-courant ontvangt en hij op 13 mei 2019 is overgeplaatst naar de locatie Roermond, had hij derhalve naar het oordeel van de beklagrechter uiterlijk op 20 mei 2019 de vermissing van het resterende bedrag kunnen vaststellen.

De beroepscommissie leest uit het afschrift van klagers rekening-courant af dat op 21 mei 2019 een bedrag van €30,77 is teruggestort vanuit de winkel. Vanaf dat moment heeft klager kunnen constateren dat niet het volledige bedrag is teruggestort. Gelet hierop heeft klager zijn beklag - d.d. 28 mei 2019 - ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) tijdig ingediend en had hij ontvangen dienen te worden in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

De beroepscommissie merkt daarbij op dat – anders dan de beklagrechter – zij ten aanzien van ‘de winkelbestelling van 13 december 2019’ ervan uitgaat dat, gelet op de verdere bewoordingen van het klaag- en beroepschrift, klager de winkelbestelling van 13 mei 2019 heeft bedoeld.

 

Inhoudelijk

In artikel 46, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond van die bepaling bestaat voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden.

Klager heeft aangevoerd op 8 mei 2019 €100,- op zijn winkelsaldo te hebben gezet in het JC Zaanstad. Op 13 mei 2019 is klager vervolgens overgeplaatst naar de locatie Roermond. Klager heeft alvorens zijn overplaatsing plaatsvond een medewerker van het JC Zaanstad verzocht de bestelde boodschappen te annuleren en het bedrag van €100,- terug te laten storten op zijn rekening-courant. Op 21 mei 2019 is een bedrag van €30,77 vanuit de winkel teruggestort. Klager stelt derhalve nog een bedrag van €69,23 te missen, nu hij geen versproducten had besteld.

De directeur van de locatie Roermond heeft in diens verweer in de beklagprocedure aangevoerd dat hem niet is gebleken welke beslissing aangaande de locatie Roermond het betreft. Ook voor de directeur van een nieuwe inrichting, waarnaar een gedetineerde wordt overgeplaatst, geldt een zorgplicht ten aanzien van het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer. Uit de stukken volgt dat klager een en ander zelf heeft geprobeerd te bewerkstelligen om het (vermeende) resterende bedrag terug te krijgen. De directeur heeft kennelijk zelf – ondanks klagers ingediende beklag en beroep – geen nader onderzoek verricht dan wel enige navraag gedaan bij het JC Zaanstad. Gelet op het voorgaande heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende invulling gegeven aan zijn zorgplicht. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.

Niet meer te achterhalen valt om wat voor boodschappen het in kwestie ging en of het resterende bedrag eventueel is verrekend met andere gedane boodschappen. Klager heeft daarentegen wel ongemak ondervonden. De beroepscommissie zal klager daarom een tegemoetkoming van €5,- toekennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €5,-.

 

 

Deze uitspraak is op 11 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven