nummer: 07/780/GA
betreft: [klager] datum: 21 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.R. Weening, en de heer [...], unit-directeur bij de gevangenis De IJssel.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. het ontvangen van bezoek in de advocatenkamer onder toezicht van een personeelslid;
b. een disciplinaire straf van opsluiting op eigen cel voor de duur van vijf dagen wegens agressieve en dreigende uitlatingen;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op eigen cel voor de duur van 14 dagen in afwachting van klagers overplaatsing;
d. de verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering op eigen cel voor de duur van 14 dagen in afwachting van klagers overplaatsing;
e. het missen van een luchtmoment op 13 september 2006.
De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a, b, c en e ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel d zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft duidelijk aangegeven dat hij geen bezoek in de advocatenkamer wilde ontvangen in aanwezigheid van een personeelslid. Tijdens de zitting van de beklagcommissie geeft de directeur echter aan dat het personeelslid buiten de advocatenkamer zou
blijven. Klager vindt dit flauw. Als dat de bedoeling was geweest, had klager zijn bezoek niet afgebeld.
Het rapport dat ten grondslag ligt aan de disciplinaire straf bevat onwaarheden. Er was geen sprake van een meningsverschil tussen gedetineerden. Klager ontkent zich bedreigend te hebben uitgelaten. Een medegedetineerde die aan het bellen was, begon te
praten over schieten. Klager gaf aan dat het zijn beurt was om te bellen. De medegedetineerde antwoordde dat hij aan het bellen was. Klager keerde terug naar zijn cel en zei tegen een andere gedetineerde dat er veel mensen zijn die bang zijn om gedood
te worden. Klager meent dat hij zwaarder wordt gestraft dan de medegedetineerde.
Klager is het niet eens met de opgelegde ordemaatregel. Het is in feite een verlenging van de disciplinaire straf. Klager werd met de dood bedreigd. De gedetineerde die hem iets zou willen aandoen was reeds overgeplaatst naar een andere afdeling. Er
was
dus geen enkele noodzaak om klager af te zonderen. De duur van de afzonderingsmaatregel is te lang. Het moet geen vijf weken duren voordat klager wordt overgeplaatst. De verlenging van de afzonderingsmaatregel is overigens twee uur te laat aangevangen.
Klager was fysiek niet in staat om een vol uur te luchten. Hij wordt dan duizelig. Het standpunt van de directeur voor de beklagcommissie dat vanwege de dagelijkse werkzaamheden en drukte geen garantie kon worden gegeven dat klager 15 minuten kon
luchten, is niet juist. De drukte ontstaat pas doordat het personeel op de niet daarvoor bestemde uren koffie gaat drinken.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het toezicht is bedoeld om het bezoek ordelijk te laten verlopen, niet om te horen wat er precies wordt gezegd. Bij het toezicht in de spreekkamers
staat het personeel buiten de kamer.
Klager schetst een verkeerd beeld van het incident van 27 augustus 2006. De werkelijke toedracht is dat klager luidkeels dreigde met agressie. Dit kan niet anders dan leiden tot een disciplinaire straf. Omdat klager daadwerkelijk heeft gedreigd, heeft
hij een hogere straf opgelegd gekregen dan de medegedetineerde.
Wat betreft de ordemaatregel was een dreigende situatie ontstaan. In afwachting van klagers overplaatsing is klager daarom in afzondering geplaatst. Een maatregel is van dag tot dag en de duur wordt dus niet gemeten in uren.
Het komt vaker voor dat gedetineerden niet het volle uur maar een half uur luchten. Klager wilde echter 15 minuten luchten. Daarvoor kunnen geen garanties worden gegeven.
3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie leiden. Dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
b.
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a juncto artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde een disiciplinaire straf opleggen van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van ten hoogste twee weken,
indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting.
Uit het rapport van 27 augustus 2006 komt naar voren dat klager zich bedreigend heeft uitgelaten tegenover een medegedetineerde. Het personeel kon tenauwernood een vechtpartij tussen klager en de betreffende medegedetineerde voorkomen. Klager ontkent
te
hebben gedreigd. De beroepscommissie heeft echter geen aanwijzingen aan de inhoud van het rapport te twijfelen. Zij acht het aannemelijk dat klager behoorlijk agressief was. Gelet hierop is de beslissing van de directeur bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.
c en d.
Op grond van artikel 24, eerste lid, juncto artikel 23, eerste lid, onder a, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid. De afzondering
duurt ten hoogste twee weken. De beroepscommissie acht het aannemelijk dat de situatie op de afdeling nog dusdanig was dat klager in afwachting van zijn overplaatsing, moest worden afgezonderd. Derhalve is de beslissing van de directeur tot oplegging
van een ordemaatregel van afzondering alsmede de beslissing deze maatregel met twee weken te verlengen, naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Door klager is nog aangevoerd dat de beslissing tot verlenging van de
maatregel van afzondering niet aaneensluitend op de eerdere afzonderingsmaatregel is genomen. Klager doelt op het tijdstip waarop de schriftelijke mededeling van de beslissing tot verlenging van de afzonderingsmaatregel op 15 september 2006 aan klager
is uitgereikt.
De datum en tijdstip van uitreiking van de schriftelijke mededeling van de beslissing hoeft echter niet samen te vallen met het moment waarop de beslissing inwerkingtreedt. Uit de stukken is gebleken dat de werking van de twee beslissingen tot
afzondering zonder onderbreking op elkaar aansluiten. Deze onderdelen van het beroep zullen derhalve ongegrond worden verklaard.
e.
Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie leiden. Dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op de onderdelen a t/m e ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof.mr. C. Kelk en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 juni 2007
secretaris voorzitter