nummer: 07/813/GA
betreft: [klager] datum: 21 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Hoekzema, en [...], unit-directeur bij het h.v.b. Rotterdam.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen na overplaatsing van klager van de locatie Noordsingel naar de locatie Torentijd.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Begin februari 2006 is een groot aantal goederen van klager door de politie in beslaggenomen, waaronder een wit-geelgouden ketting, een
buiktasje van Prada, een aantal gekopieerde cd’s en tickets en papieren. Na enkele dagen is klager overgebracht naar de locatie Noordsingel te Rotterdam. Deze goederen zijn in de fouillering opgeslagen en werden verpakt in afgesloten tassen. Als bewijs
van ontvangst ontving klager twee groene strookjes. Op 21 april 2006 is klager overgeplaatst naar de locatie Torentijd te Middelburg. Vlak voor zijn overplaatsing is klager verzocht zijn fouillering te bekijken op de bad-afdeling. Hij zag dat de tassen
al waren opengemaakt door een medewerker. De goederen waren nog aanwezig. Klager kon 1 doos inpakken. Zijn overige spullen waaronder de goederen uit de fouillering werden in een grote doos verpakt die klager na twee weken zou worden nagezonden. Na
zeven
weken ontving klager de doos. De goederen uit de fouillering waren verdwenen. Klager heeft in de locatie Torentijd een verklaring van eigen risico ondertekend. Op dat moment had hij de grote doos echter nog niet ontvangen en kon hij dus de inhoud
hiervan niet controleren. Hij vertrouwde de inrichting dat de goederen zouden worden nagezonden. De aansprakelijkheid voor de vermiste goederen kan om die reden niet op klager worden afgeschoven.
Klager betwist dat beide kettingen op 21 april 2006 aan hem ter hand zijn gesteld. De eerste ketting heeft klager eerder terugontvangen. De tweede ketting is niet aan klager teruggegeven. Met name de grote ketting is voor klager een zeer persoonlijk en
waardevol bezit met een aanschafprijs van € 6.000,=. Het tasje van Prada heeft een aanschafprijs van
€ 235,=. Klager heeft nimmer zijn papieren en tickets in de locatie Torentijd ontvangen.
Klager wijst erop dat volgens de door de directeur meegezonden lijsten klager op 24 juni 2005 goederen zou hebben ingevoerd. Klager was toen niet gedetineerd. Voor het invoeren van goederen worden overigens andere lijsten gehanteerd. Ter zitting van de
beroepscommissie toont klager als voorbeeld de plastic tassen waarin goederen in de fouillering worden opgeborgen. De plastic tassen waarin klagers goederen waren opgeborgen heeft hij niet ontvangen. Hij bezit thans alleen nog de groene strookjes die
als bewijs van ontvangst aan hem zijn uitgereikt.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De goederen van klager zijn uitgevoerd. De directeur verwijst naar het overzicht van de preciosa. Er is na de overplaatsing van klager naar de
locatie Torentijd niets achtergebleven. De directeur wijst er verder op dat klager in de locatie Torentijd een verklaring van eigen risico heeft ondertekend.
3. De beoordeling
Klager mist na zijn overplaatsing naar de locatie De Torentijd goederen die in de fouillering van de locatie Noordsingel waren opgeslagen. Het gaat om een wit-geelgouden ketting, een buiktasje van Prada, een aantal gekopieerde cd’s en tickets en
papieren. De beroepscommissie stelt op de eerste plaats vast dat door de directeur niet is betwist dat klager bij binnenkomst in het h.v.b. Noordsingel deze spullen bij zich had. De standpunten tussen klager en de directeur lopen uiteen over de vraag
of
klager deze goederen heeft uitgevoerd. De directeur wijst aansprakelijkheid van de hand en wijst op de door klager ondertekende verklaring van eigen risico.
Over de documenten die zich bij de stukken bevinden stelt de beroepscommissie het volgende vast:
a. de op 21 april 2006 opgestelde verklaring van eigen risico is niet op de daarvoor aangegeven plaats door klager ondertekend;
b. de fouilleringslijst van 9 februari 2006 vermeldt een geboortedatum die niet van klager is;
c. het bewijs van ontvangst van de in bewaring gegeven goederen vermeldt eveneens een geboortedatum van een ander en verder een onjuiste datum van inkomst in de inrichting en een datum van invoer van de voorwerpen die ligt voor de datum waarop de
detentie van klager is aangevangen.
Deze onzorgvuldigheden zijn van zodanige aard dat klager niet wordt gehouden aan de verklaring van eigen risico en dat de beroepscommissie ervan uitgaat dat klager de voorwerpen niet tussentijds heeft uitgevoerd. De beslissing van de beklagcommissie
kan
derhalve niet in stand blijven. Het beroep is gegrond.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof.mr. C. Kelk en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 juni 2007
secretaris voorzitter