Nummer R-20/6956/GA
Betreft [Klager]
Datum 8 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de gestelde omstandigheid dat aan hem een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, is opgelegd vanwege klagers weigering mee te werken aan urinecontrole.
De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft het beklag op 4 mei 2020 ongegrond verklaard (NH-2020-017). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn (inmiddels voormalige) raadsman mr. R. Polderman en de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Bij brief met bijlage van 9 september 2020 heeft mr. Polderman het standpunt in beroep schriftelijk aangevuld. Bij brief van 1 oktober 2020 heeft mr. J.J. Serrarens zich gesteld als (opvolgend) raadsvrouw van klager.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager handhaaft zijn standpunt dat hij niet strafwaardig heeft gehandeld nu de urinecontrole hem niet tijdig is aangezegd. Voor de overige gronden wordt verwezen naar het klaagschrift van 10 januari 2020. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Klager heeft geen aanvullende gronden aangevoerd. Het beroepschrift is daarom niet met redenen omkleed, zoals is voorgeschreven in artikel 69, eerste lid van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Verzocht wordt om het beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet – voor zover hier van belang – het beroepschrift met redenen zijn omkleed. De directeur heeft in beroep aangevoerd dat klagers beroepschrift niet van nadere gronden is voorzien. Anders dan de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat klager hier wel aan heeft voldaan. De beroepscommissie zal klager daarom ontvangen in zijn beroep.
Inhoudelijk
Anders dan de beklagrechter begrijpt de beroepscommissie klagers klaagschrift zo dat klager zich beklaagt over een vermeend aan hem opgelegde disciplinaire straf wegens weigering van een – niet tijdig aangekondigde - urinecontrole, terwijl bovendien volgens hem tijdens de tenuitvoerlegging van deze straf de televisie niet mag worden verwijderd. Nu de beklagrechter hierover niet in deze omvang heeft geoordeeld, zal de beroepscommissie het beklag wegens proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg zelf afdoen.
Uit de stukken komt weliswaar naar voren dat aan klager op 10 januari 2020 een rapport is aangezegd, omdat klager heeft geweigerd een urinecontrole te ondergaan. De directeur heeft echter te kennen gegeven dat aan klager geen disciplinaire straf is opgelegd, nu het betreffende rapport niet is afgehandeld. De beroepscommissie stelt vast dat gelet op voornoemde inlichtingen van de directeur, geen sprake is van een door of namens de directeur genomen beslissing, waartegen ingevolge artikel 60, eerste lid van de Pbw beklag openstaat. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze uitspraak is op 8 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. S. Bijl, leden, bijgestaan door
mr. D.L. van Lijf, secretaris.
secretaris voorzitter