Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8690/GV, 16 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8690/GV

               

Betreft [klager]

Datum 16 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 november 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om zijn woning te ontruimen. Daar liggen ook erfstukken van zijn overleden ouders. Die hebben een grote emotionele waarde. Klager had zijn broer gevraagd om de woning leeg te halen, maar die heeft een tumor en is slecht ter been. Hij is niet in staat om de woning te ontruimen. Verder heeft klager niemand om dat te kunnen laten doen. Hij zit in de schuldhulpverlening en kan en mag daarom geen nieuwe schulden maken. Hij kan dus geen ontruimingsdienst inhuren om de spullen ergens op te slaan.

Klager heeft duidelijk aangegeven dat hij verder geen vrienden heeft en dat zijn broer fysiek niet in staat is om de woning te ontruimen. Klager is tijdens eerdere verloven (gedurende een vorige detentie) altijd teruggekeerd. Het lijkt erop dat zijn casemanager dat niet heeft nagevraagd bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

Klager heeft gezegd dat hij zeer emotioneel zou kunnen worden als hij de spullen van zijn ouders zou kwijtraken. Dat wil niet zeggen dat hij dan geweld zou gebruiken. Klager heeft rustig gereageerd op de afwijzende beslissing. Hij heeft niemand bedreigd, maar hij is wel boos.

{…], die zich niet als gemachtigde heeft gesteld, heeft te kennen gegeven dat klager zijn beroep graag mondeling wil toelichten.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat er geen noodzaak bestaat om het verlof te verlenen. Daarnaast is het onduidelijk welke risico’s er bestaan bij verlofverlening. Het Openbaar Ministerie (OM) en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd.

Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat hij, buiten zijn broer om, niemand heeft die de woning voor hem zou kunnen ontruimen. Hij heeft ook onvoldoende onderbouwd dat zijn broer hiertoe niet in staat zou zijn. Het is onduidelijk om wat voor erfstukken het gaat en of het volgens een medisch specialist onmogelijk is voor zijn broer om deze uit de woning te halen. Er is ook geen brief overgelegd van de woningbouwvereniging waaruit blijkt dat de woning daadwerkelijk ontruimd zal worden en wanneer. Evenmin is er een brief overgelegd van de schuldhulporganisatie, waaruit blijkt dat het voor klager niet mogelijk is om een bedrijf in te huren om het huis te ontruimen of ten minste de erfstukken veilig te stellen.

Daarnaast heeft klager in detentie negatief gedrag vertoond en is sprake van een slachtofferbelang dat zich verzet tegen verlofverlening. De voormalige woning van klager en de woning van zijn broer (waar de spullen zouden moeten worden gestald) zijn gelegen in de stad waar het slachtoffer woont. Confrontatie met het slachtoffer is daarom niet uit te sluiten.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de PI Middelburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en dat als volgt toegelicht. Klagers gedrag is wisselend. Hij heeft regelmatig conflicten met medegedetineerden. Ook verspreidt hij onjuistheden over het personeel en over medegedetineerden. Daarnaast heeft hij dreigende uitspraken gedaan. Tegelijkertijd zijn er dagen waarop het goed gaat en klager zich positief inzet.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het OM heeft uiteengezet waarvoor klager is veroordeeld en stelt dat incidenteel verlof niet mogelijk is in klagers situatie. Als anders wordt geconcludeerd, dan meent het OM dat het verlof onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) moet plaatsvinden.

De politie heeft zich kennelijk van advies onthouden.

 

3. De beoordeling

Het verzoek om het beroep mondeling te mogen toelichten is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 15 januari 2020 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens diefstal met bedreiging met geweld (een overval op een tankstation). Daarnaast dient hij kennelijk nog een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek te ondergaan. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 1 januari 2024.

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, om zijn voormalige woning te ontruimen en in het bijzonder om de erfstukken van zijn overleden ouders uit de woning te halen.

Met verweerder is de beroepscommissie van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat het verzochte incidenteel verlof noodzakelijk is. Door klager zijn immers geen stukken overgelegd waaruit blijkt:

-    dat en wanneer de woning ontruimd moet worden;

-    dat klager daartoe geen bedrijf kan inhuren vanwege zijn schuldsanering;

-    dat klagers broer fysiek niet in staat is om de erfstukken uit de woning te halen.

De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – reeds hierom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 16 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven