Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8158/GV, 16 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8158/GV

               

Betreft [klager]

Datum 16 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 september 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. F.F. Driessen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in september 2020 meerdere malen opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens ziekenhuisopnames wordt geen enkel contact met of bezoek van familieleden toegestaan. Omdat klager nog niet was hersteld, heeft hij verzocht om strafonderbreking. Daarmee zou hij kunnen herstellen, voordat hij het restant van zijn straf zou uitzitten. Klager behoefde geen zorg die in de Penitentiaire Inrichting (PI) geregeld kon worden, maar hij moest meerdere malen in het ziekenhuis worden behandeld en dat viel hem extra zwaar, omdat hij geen contact mocht hebben met zijn familie. Klager meent dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd, dan wel te zien is als onredelijk en/of onbillijk. Klager verzoekt te worden gehoord.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat er geen medische noodzaak is voor strafonderbreking. De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) heeft aangegeven dat klager vanuit de PI behandeld kan worden en daar ook kan herstellen.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op het advies van de afdeling IMA.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, vanwege eerdere onttrekkingen en omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.

De medisch adviseur bij de afdeling IMA acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. De bezoeken aan specialisten kunnen vanuit de PI plaatsvinden. Klager ontvangt medicatie in de PI. Verblijf buiten de inrichting is niet noodzakelijk voor de benodigde medische zorg of om onevenredige gezondheidsschade te voorkomen.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager was sinds 15 juni 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 196 dagen met aftrek, wegens een vorm van valsheid in geschrifte en witwassen. Op 28 december 2020 is klager in vrijheid gesteld.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, om te herstellen van behandelingen in het ziekenhuis. De beroepscommissie begrijpt klagers wens, maar die is onvoldoende om te kunnen concluderen dat er sprake was van dringende redenen van lichamelijk of psychische aard die aan de voorzetting van klagers detentie in de weg stonden. De medisch adviseur bij de afdeling IMA gaf immers juist aan dat strafonderbreking op medische gronden niet noodzakelijk was. Behandelingen konden in of vanuit de PI plaatsvinden en ook het herstel daarvan kon plaatsvinden gedurende klagers detentie. Klager heeft niets aangevoerd wat aan de juistheid van deze informatie doet twijfelen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de bestreden beslissing voldoende gemotiveerd en kan deze niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 16 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven