Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7491/GV, 8 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7491/GV

               

Betreft [klager]

Datum 8 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde […] en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft geen gehoor gegeven aan de vorige uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 9 juni 2020, R-20/6704/GV). Klager heeft documenten bijgevoegd waaruit duidelijk wordt wat zich wanneer heeft voorgedaan. Klager heeft van 3 februari 2020 tot 2 maart 2020 strafonderbreking gehad om bestralingen te ondergaan. Die hebben hem mentaal gesloopt. Het is van belang dat klagers revalidatie effectief wordt voltooid. Dat blijkt ook uit de verklaring van de medisch specialist, waar de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) zich op  heeft gebaseerd. De Divisie Individuele Zaken (DIZ) heeft te kennen gegeven dat de strafonderbreking zou kunnen worden verlengd, mits het Openbaar Ministerie (OM) akkoord zou gaan. Dat is gebeurd. Toch is het verzoek afgewezen. Klager is niet gehoord.

Klagers huisarts heeft de standpunten van de oncoloog en de medisch adviseur op 8 juni 2020 nog eens onderstreept. Dat geldt ook voor de collega-huisarts. Daaruit blijkt ook dat een plaatsing in het Justitieel Complex voor Somatische Zorg (JCvSZ) niet volstaat. Het eerdere oordeel van de beroepscommissie is volledig in lijn met de standpunten van het OM, de IMA, de vrijhedencommissie en de beide huisartsen, gebaseerd op het document van de oncoloog.

Verweerder heeft klagers verzoek evenwel opnieuw afgewezen. Het is een misverstand dat klagers huisartsen tegen een tweede strafonderbreking zouden zijn. Wel is er vanuit het IMA anders geadviseerd, door een collega van de vorige medisch adviseur. Dat is niet begrijpelijk. Klager is er slechter aan toe dan voorheen. Hij vreest voor het Post Intensive Care Syndroom (PICS). Hij is volledig uitgeput.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat de medisch adviseur bij de afdeling IMA in het nieuwe advies strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. Klager is inmiddels overgeplaatst naar de locatie Zuyder Bos, omdat zijn band met de medische dienst in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad is verslechterd.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van het JC Zaanstad heeft op 9 april 2020 positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

Het OM heeft op 8 april 2020 eveneens positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

De medisch adviseur bij de afdeling IMA heeft op 27 maart 2020 te kennen gegeven strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd te achten. Op 29 juni 2020 heeft de medisch adviseur te kennen gegeven strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd te achten. Daarbij merkt zij het volgende op. Klager is bekend met chronische ziekten die worden behandeld met medicatie en leefstijladviezen. Hij wordt ook behandeld voor een kwaadaardige urologische aandoening. De behandeling bestaat uit een driemaandelijkse injectie en controle van de bloedwaarden. Klager wordt gestimuleerd om meer te bewegen. Hij is in beeld bij de medische dienst en de benodigde zorg kan vanuit detentie worden geleverd.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat de beroepsprocedure op verschillende momenten en door uiteenlopende oorzaken is vertraagd, wat zij betreurt, mede gelet op de aard van deze zaak.

Klager was sinds 30 november 2018 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 34 maanden met aftrek, wegens oplichting en witwassen, en een (gedeelte van een) vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee. Op 27 november 2020 is klager in vrijheid gesteld.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Strafonderbreking kan op grond van artikel 37 van de Regeling worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de  voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager had verzocht om een tweede strafonderbreking op medische gronden voor de duur van twee maanden, omdat hij periodiek specialistische behandelingen in het ziekenhuis onderging en nog een behandeling diende te ondergaan. Bovendien ondervond hij veel bijwerkingen en was hij ernstig verzwakt. Het verzoek is (opnieuw) afgewezen, omdat strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd zou zijn.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder zich daarbij heeft mogen baseren op het meest recente advies van de afdeling IMA. Hieruit blijkt dat de medisch adviseur (onder meer) kennis had genomen van de brief van klagers behandelend radiotherapeut-oncoloog (welke brief volgens klager het ‘kerndocument’ is). Zij adviseerde niettemin dat strafonderbreking op medische gronden niet was geïndiceerd en zij heeft – zoals hierboven is weergegeven – ook toegelicht waarom. Hoewel de beroepscommissie, gezien klagers medische problematiek, begrijpt dat de detentie klager zwaar viel en in zoverre ook aannemelijk is dat zijn revalidatie buiten de inrichting meer voortvarend zou verlopen, heeft klager onvoldoende aangevoerd wat maakt dat verweerder niet had mogen uitgaan van het meest recente medisch advies. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat het verlenen van strafonderbreking niet noodzakelijk was.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven