Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5992/GM, 8 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5992/GM

    

           

Betreft [Klager]

Datum 8 maart 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem een orthopedisch matras is ontzegd.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 21 januari 2020 is er een bemiddelingsverslag opgemaakt. Voor het tijdig beroep instellen, geldt een termijn van zeven dagen. In dit bemiddelingsverslag staat dat klager wordt aangeraden om met de huisarts in gesprek te gaan. Op 29 januari 2020 staat dit gesprek ingepland. Pas na het gesprek kan worden beoordeeld of klager in beroep wil. Vanwege de zevendagentermijn, vraagt klager of deze termijn kan worden verlengd.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager heeft aanvankelijk geen medisch matras ontvangen, omdat hij er niet voor in aanmerking kwam. Op deze beslissing is op 19 februari 2020 teruggekomen.

 

3. De beoordeling

Het schrijven van klager

Klager heeft in zijn schrijven van 27 januari 2020 aangegeven de termijn voor het instellen van beroep ‘veilig te stellen’. In het bemiddelingsverslag van 21 januari 2020 staat dat er op 29 januari 2020 een gesprek staat ingepland met de arts. Klager wilde eerst dit gesprek afwachten. Op 7 februari 2020 is aan klager door de RSJ medegedeeld dat het schrijven van klager is aangemerkt als een beroepschrift en dat hij desgewenst het beroep kan intrekken, als het ingeplande consult met de arts op 29 januari 2020 heeft plaatsgevonden. Klager heeft daar niet op gereageerd. De beroepscommissie zal daarom het beroep inhoudelijk behandelen.

 

Inhoudelijk oordeel

De beroepscommissie stelt voorop dat naar haar oordeel een medisch matras niet bestaat. Er bestaat geen consensus over welke kenmerken een matras moet hebben om het predikaat “medisch” te verkrijgen. Hoogstens kan worden gesproken van een niet-standaard of aangepast matras waarvoor gekozen kan worden in gevallen waarin men in verband met aanhoudende klachten met een standaard matras niet uitkomt.

De beroepscommissie is van oordeel dat, hoewel de situatie voor klager zeer vervelend is en hij meermalen heeft geklaagd over zijn rugklachten, het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). Er is telkens serieus naar de klachten van klager gekeken en naar aanleiding hiervan is er een onderzoek uitgevoerd naar de geschiktheid van de (nieuwe) matrassen. Er was niet direct een dringende noodzaak om klagers matras te vervangen, omdat er geen medische indicatie was. Vanwege het uitblijven van het resultaat van het onderzoek naar de matrassen, is – naar aanleiding van het consult van 29 januari 2020 – op 19 februari 2020 alsnog aan klager een aangepast matras beschikbaar gesteld. Hiermee is afdoende gedaan om de problemen van klager op te lossen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven