nummer: 07/758/GA
betreft: [klager] datum: 21 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D. Laheij, en [...] en [...], unit-directeur respectievelijk afdelingshoofd bij de gevangenis
voor psychologisch onvolwassenen De Schie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens verstoring van de orde en rust tijdens verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing van de beklagcommissie. Hij heeft zich niet bedreigend opgesteld. De politie is gebeld voordat hij
bij de woning arriveerde. Klager was van de gehele situatie niet op de hoogte en heeft niet bewust het incident opgezocht. Toen hij via de achterdeur binnenkwam was iedereen in een emotionele toestand. Klager heeft zijn vriendin amper gesproken, want
zij werd meegenomen door de politie. Kennelijk werd al voordat klager binnenkwam gevreesd voor de persoonlijke levensfeer van klagers vriendin. Klager heeft emotioneel en wellicht met stemverheffing gereageerd. Maar dat is verklaarbaar, nu klager voor
het eerst sinds tweeëneenhalf jaar op verlof mocht. Klager ontkent iemand te hebben vastgepakt of weggeduwd. Pas nadat klager uit eigen beweging aangaf dat hij met verlof was, heeft de politie hieruit conclusies getrokken. De beslissing kan niet los
worden gezien van het door klager ingestelde beroep tegen de intrekking van het algemeen verlof. De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 3 april 2007, nr. 07/309/GV dit beroep gegrond verklaard. In navolging van deze uitspraak dient ook de
beslissing van de directeur tot oplegging van de disciplinaire straf als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt.
De door klager gevoerde Risc-procedure had zeer positieve resultaten. Om onduidelijke redenen is een detentiefasering achterwege gebleven. Klager heeft hier echter belang bij. Klager heeft de verlofdagen nodig voor bezoek aan de revalidatiearts voor
zijn ernstige knieblessure en voor het regelen van cursusdagen voor zijn opleiding Nederlands Recht.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan de opgelegde disciplinaire straf ligt het politierapport ten grondslag. Klager was in een zeer emotionele staat en deed alles om zijn vrouw te
spreken te krijgen. Hij heeft een politieman hierbij opzij geduwd. De politie gaf aan dat zij zich bedreigd voelde en is weggereden om verdere escalatie te voorkomen. Op grond van het politierapport is besloten klager een disciplinaire straf op te
leggen. Klager bleef echter ontkennen en was emotioneel. Uiteindelijk heeft klager vier dagen van de opgelegde disciplinaire straf uitgezeten.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a juncto artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming,
een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken.
Onder verwijzing naar de beslissing van 3 april 2007, nr. 07/309/GV is de slotsom dat er onvoldoende grond was voor de strafoplegging. De uitspraak van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven. Het beroep is gegrond. Nu de rechtsgevolgen
van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op € 40,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof.mr. C. Kelk en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 juni 2007
secretaris voorzitter