Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7806/GM, 19 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7806/GM            

Betreft [klager]            Datum 19 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de benodigde zorg en (tijdige) verstrekking van medicatie is uitgebleven, met als gevolg dat klager in het ziekenhuis is opgenomen en geopereerd moest worden.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en het hoofd zorg, mevrouw […], namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 18 januari 2021.

Klagers raadsman heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de digitale zitting van 18 januari 2021 te worden gehoord en heeft vooraf schriftelijk klagers standpunt nader toegelicht.

De heer drs. […], raadslid, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De medisch adviseur heeft niet alle stukken over de door klager ingediende klachten bij zijn advies betrokken. Daarom heeft de raadsman een aantal recente en relevante (medische) stukken overgelegd. Kort gezegd is ondanks herhaaldelijke verzoeken en aansporingen van de zijde van klager de benodigde zorg en (tijdige) medicatie uitgebleven, waardoor klager vanuit de PI Middelburg met spoed naar het ziekenhuis is overgebracht en klager zelfs geopereerd moest worden. Klager heeft het erover dat er een ‘ventiel’ op zijn lichaam wordt geplaatst en dat hij hierdoor verminkt zal raken (zie de brief van het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) van 30 juli 2020) wat het gevolg is van het (telkens) niet tijdig tot zich kunnen nemen van de voorgeschreven medicatie en het niet eerder ingrijpen/handelen door de medische dienst. De inrichtingsarts heeft dit ook bevestigd en geconstateerd dat, hoewel hij had voorgeschreven dat klager op bepaalde tijdstippen medicatie tot zich moest nemen, dit niet in de praktijk werd gebracht. Dit valt te lezen in het medisch dossier van de PI. Klager gaat zwaar gebukt onder deze situatie en is bang voor de operatie die hij nu noodgedwongen zal moeten ondergaan. Klager beklaagt zich erover dat hij in de PI niet tijdig de benodigde medische zorg en medicatie heeft gekregen. Hij zal daarvan de gevolgen moeten dragen. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en hem een compensatie toe te kennen.

Klager heeft tijdens de behandeling ter zitting verteld dat de medicatieverstrekking destijds niet goed verliep en dat hij soms dagen zonder medicatie zat, maar dat het sinds de komst van het nieuwe hoofd zorg is verbeterd.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts kan zich vinden in de conclusies van het bemiddelingsverslag. De inrichtingsarts heeft zijn uiterste best gedaan om klager te volgen in zijn wens om zijn darmtransit te bevorderen en een ileus te vermijden. Toen klager door zijn collega op 18 juni 2020 zijns inziens terecht was ingestuurd, was dit om een ileus uit te sluiten. Het ontstaan van een ileusbeeld is niet onwaarschijnlijk bij een patiënt die meerdere ingrepen in zijn buik heeft ondergaan. Volgens de correspondentie van het ADRZ van 22 juli 2020 bleek er een niersteen aanwezig die het ileusbeeld uitgelokt lijkt te hebben. Ondanks dat de levering van de zeer forse hoeveelheden laxeermiddelen wellicht niet altijd op het goede moment (van de dag) heeft plaatsgevonden, lijkt er geen sprake van een causaal verband tussen een laxeermiddelentekort en het ileusbeeld. De inrichtingsarts leest ook niets over laxeermiddelproblemen in het aangeleverde document, ook niet bij het contact op 3 juni 2020. Klager gebruikt een verbazingwekkend grote hoeveelheid laxeermiddel(en), als hij inneemt wat er voorgeschreven wordt. De plaatsing van het ‘ventiel’ zou de chronische verstoppingsproblematiek moeten oplossen. Na het ontslag uit het ziekenhuis in juni 2020, heeft klager verder dezelfde behandeling gekregen als daarvoor. De enige reden om aan een vervolgstap in de behandeling te denken, zijn klagers aanhoudende buikklachten die naar verwachting zo beter zijn op te lossen dan met de huidige hoeveelheden laxeermiddelen. Verder wil de inrichtingsarts duidelijk maken dat het hem als welwillende arts zeer veel moeite kost om alle door klager genoemde feiten en veronderstellingen met elkaar te rijmen. Zo heeft klager bijvoorbeeld beweerd een tijdelijke schorsing te krijgen voor een ingreep in het Universitair Ziekenhuis Gent, waar hij een stoma zou krijgen. Bij navraag bleek echter niets van dit verhaal te kloppen.

Het hoofd zorg heeft tijdens de zitting erkend dat er problemen waren met de medicatieverstrekking. Zij heeft echter betwist dat klager niet goed in beeld zou zijn bij de medische dienst en niet de benodigde zorg zou krijgen.

3. De beoordeling

Uit de stukken en het medisch dossier kan worden opgemaakt dat klager regelmatig is gezien door de medische dienst in verband met klachten van obstipatie en het voorschrijven van medicatie. Klager kreeg al enige tijd Movicolon, lactulose, klysma’s en Klean Prep voorgeschreven. Klager stelt dat gedurende een bepaalde periode de benodigde zorg en (tijdige) medicatieverstrekking zijn uitgebleven en dat de ziekenhuisopname en operatie een direct gevolg daarvan zijn. Uit het medisch dossier blijkt onder meer dat de inrichtingsarts in februari 2020 voor een week extra medicijnen op klagers cel heeft voorgeschreven om leveringsproblemen te voorkomen dan wel tijdig te ondervangen. Verder staan er in het medisch dossier in mei 2020 aantekeningen over de levering en verstrekking van de medicatie op bepaalde tijdstippen en het al dan niet onder toezicht innemen, waarover met klager gesprekken zijn geweest en afspraken zijn gemaakt.

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de medicatieverstrekking niet altijd zorgvuldig en tijdig heeft plaatsgevonden en dat klager soms zonder één of meer van de aan hem voorgeschreven laxeermiddelen heeft gezeten. Vanwege klagers chronische klachten is een zorgvuldige – in de zin van een nauwkeurige en tijdige – medicatieverstrekking van belang. Door die zorgvuldigheid niet voldoende in acht te nemen is onnodig risico genomen met de kwetsbare buik van klager. In die zin moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud).

De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet in verband met wat zij hierna overweegt onvoldoende aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Klager heeft zich op het standpunt gesteld, en in zijn klacht en in beroep centraal gesteld, dat zijn ziekenhuisopname op 18 juni 2020 en de operatie in direct verband staan met het niet (tijdig) verstrekken van de laxeermiddelen in de daaraan voorafgaande periode.

Klager is in het ziekenhuis opgenomen met pijn in de buik bij verdenking van een ileus. Klager is vervolgens geopereerd aan niersteen, wat geen relatie heeft met klagers obstipatie. Hoewel het ontwikkelen van een ileus mogelijk is bij de buik- en darmproblematiek die klager ondervindt, acht de beroepscommissie een rechtstreeks verband met de voorafgaande medicatieverstrekking, zoals klager stelt, onder de beschreven omstandigheden niet aannemelijk geworden. De beroepscommissie zal het beroep daarom ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de medicatieverstrekking.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is op 19 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.P. Frankenhuis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven