Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16529/GA, 4 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

 

Nummer          20/16529/GA              

           

Betreft Klager)

Datum 4 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klager) (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 11 december 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat een zitting in de PI tot nader bericht niet mogelijk is. Ook een hoorzitting met een telehoorfaciliteit is vooralsnog niet mogelijk. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak, in afstemming met klagers raadsvrouw, afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is bij klager geen (duidelijke) stoornis bekend nu er nimmer diagnoses zijn gesteld en/of deze resultaten (nog) niet bekend zijn.

Op dit moment is het niet bekend waarom de gepretendeerde stoornis van klager niet binnen een redelijke termijn op een andere wijze kan worden weggenomen.

Het enkele feit dat klager niet wenst mee te werken aan behandeling is onvoldoende om dwangmedicatie toe te dienen.

Niet is aangegeven wat er in het behandelplan van klager staat en welke middelen daarin zijn opgenomen. Ook is het van belang om te kijken naar welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar dat diens stoornis doet veroorzaken weg te nemen.

Daarnaast is ook niet bekend aan wie de melding is gedaan om dwangmedicatie aan klager toe te dienen; het is niet aan de raadsvrouw kenbaar gemaakt.

Klager heeft ook overigens niet voldoende tijd gehad om zijn bezwaren tegen deze dwangbehandeling kenbaar te maken.

Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

 

In een aanvullende reactie op het beroep van 16 februari 2021 wordt aangegeven dat klager zich, door de dwangmedicatie die inmiddels wordt toegediend, verkeerd in zijn vel voelt en niet zichzelf. Hij beweegt langzamer, loopt heen en weer zonder doel. Sporten kan hij niet meer, net als zijn veters strikken. Met zitten en daarna opstaan heeft hij last van de medicatie. Hij heeft pijn aan zijn ellenbogen, schouders en knieën. Ook brengt de dwangmedicatie veel stress, verveling, onrust en slaapproblemen met zich mee.

 

Standpunt van de directeur

Klager werd op 17 december 2019 overgeplaatst vanuit de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) naar het PPC in verband met vermoeden op psychotisch beeld. Klager was geplaatst op de BPG vanwege voortdurende spanningen en conflicten met derden in de zendende inrichting evenals het bewust achterhouden van een schilmesje.

Klager heeft een ISD-maatregel opgelegd gekregen (tot midden 2021).

Meermaals is getracht door de psychiater om klager uitvoerig te beoordelen, maar gedurende deze beoordelingen laat klager een consistent beeld zien van afwerendheid in contact, achterdochtige gedragingen (o.a. enkel met de psychiater in contact willen zonder iemand erbij), waarbij er sprake is van oplopende spanningen en enige agitatie (waardoor vanwege veiligheidsoverwegingen er juist iemand bij zou moeten zitten).

Vanuit het afdelingspersoneel blijkt dat klager onsamenhangende opmerkingen maakt zoals ‘ik moet wel chocoladeletter eten, maar mag niet skypen’ en ‘dat de reiniger de deur moet sluiten omdat de kat er weer zou zijn’. Daarnaast wordt geobserveerd dat klager uit het niets losse woorden heeft geroepen en er dan bij lacht, hij dwars door gesprekken heen loopt (tussen mensen heen). Daarnaast heeft klager eerder een afdelingspersoneelslid aangekeken waarna hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en begon te masturberen. Recent (rond eind november 2020) heeft klager zich bij de sport in de gang omgekleed (wat niet de bedoeling is), omdat hij medegedetineerden niet vertrouwt. In contact met medegedetineerden is er meermaals sprake geweest van spanningen doordat klager korte of onbegrijpelijke opmerkingen maakt.

Zijn Uittreksel Justitiële Documentatie (UJD) telt ± 26 pagina’s en vermeldt onder andere mishandeling, poging doodslag, bedreiging en openlijke geweldpleging. Uit het dossier blijkt dat klager in 2018 een psychotische episode heeft doorgemaakt en dat zijn IQ eerder is vastgesteld op 72.

Op basis van voorgaande informatie duidt de psychiater het huidige beeld als psychotische symptomatologie (psychotische overschrijdingen) bij een man bekend met beperkte intellectuele vermogens (IQ 72).

Klager verleent geen toestemming voor verstrekking van zijn behandelplan.

Het gevaar bestaat dat klager agressie over zichzelf kan afroepen, dat hij agressie jegens derden zal laten zien en dat sprake zal zijn van sociaal maatschappelijke teloorgang.

Cognitief-gedragsmatige interventies hebben niet geleid tot verandering van het functioneren van klager. Gezien de psychopathologie lijkt er geen andere optie te zijn dan het gebruik van medicatie. Daarnaast is met klager herhaaldelijk gesproken over het innemen van orale medicatie op vrijwillige basis, ook door de psychiater, maar klager is van mening dat hem in psychiatrische zin niets mankeert en dat hij dus geen medicatie nodig heeft.

De maatregel van dwangmedicatie is proportioneel omdat daarmee het beschreven gevaar naar verwachting kan worden verminderd en mogelijk zelfs kan worden voorkomen.

Gelet op het psychotische toestandsbeeld, dat naar de mening van de psychiater zeker aanwezig is, mag op theoretische gronden van een antipsychoticum worden verwacht dat het de symptomen (achterdocht, incoherentie) zal tegengaan en dat het daarmee zal leiden tot een vermindering van het gevaar als omschreven.

De Pl Vught stuurt de beschikkingen naar de advocaat die door klager is opgegeven bij binnenkomst in de Pl Vught. Er is wel degelijk een mail verstuurd naar de bij de PI bekende advocaat (op 10 december 2020 naar mr. (…), aanvulling secretaris).

Klager is op 8 december 2020 gesproken, op 9 december 2020 is de voorgenomen beslissing aan hem uitgereikt en op 11 december 2020 de definitieve beslissing. Aangezien de tenuitvoerlegging van de behandeling pas op 17 december 2020 is gestart, heeft klager meer dan de gebruikelijke wachtperiode van drie dagen de tijd gehad om zijn bezwaren kenbaar te maken.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Klager geeft geen toestemming voor verstrekking van het behandelplan door de directeur, dus de beroepscommissie dient de beslissing tot toepassing a-dwangbehandeling te beoordelen op grond van de in het dossier aanwezige stukken.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

De behandelend psychiater duidt het huidig beeld van klager als psychotische symptomatologie (psychotische overschrijdingen) bij een man bekend met beperkte intellectuele vermogens (IQ 72). Bij klager is sprake van achterdocht en afwijkende gedragingen waarbij tevens sprake is van oplopende spanningen en agitatie. Door de afwijkende gedragingen (zoals bijvoorbeeld handelingen met zijn geslachtsdeel of onbegrijpelijke opmerkingen) bestaat het gevaar dat klager agressie over zichzelf af kan roepen. Meermaals is al sprake geweest van oplopende spanningen tussen klager en medegedetineerden. Daarnaast bestaat het gevaar dat klager vanwege de oplopende spanningen en agitatie in gesprek met derden agressie jegens derden zal laten zien. Zijn UJD vermeldt meerdere geweldsdelicten.

Als laatste bestaat het gevaar op maatschappelijke teloorgang. Klager heeft thans een ISD-maatregel. Echter vanwege achterdocht en niet meewerken van klager (weigeren diagnostiek en dergelijke) is het zeer moeilijk inhoud te geven aan de ISD-maatregel (zoals bijvoorbeeld kliniekplaatsing), om hiermee problemen op te lossen (recidive te voorkomen in de toekomst).

Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende symptomatologie zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Cognitief-gedragsmatige interventies hebben niet geleid tot verandering van het functioneren van klager. Met klager is meermaals gesproken over het nut en de noodzaak van het gebruik van medicatie. Klager wijst gesprekken af en persisteert hierin bij contactopname. Hij weigert de aangeboden medicatie (heeft deze slechts eenmaal ingenomen).

Volgens de tweede psychiater is sprake van een psychotisch toestandsbeeld met een gesystematiseerde paranoïde waan en met vele vormfouten in het denken bij een man met een uitgesproken verstandelijke beperking. Klager gedraagt zich soms verregaand onaangepast en bizar. Daarenboven is hij erg impulsief en zijn de impulscontrole en frustratietolerantie ontoereikend. Dit alles maakt dat klager gemakkelijker dan iemand zonder een psychose kan overgaan tot agressieve handelingen naar derden, maar ook dat hij door zijn bizarre gedrag agressie over zichzelf afroept door derden. Voorts is klager door zijn verstandelijke beperking beslist niet in staat om voor zichzelf een bestaan buiten de PI op te bouwen. Er dreigt dan maatschappelijk verval te ontstaan. De maatregel van dwangmedicatie is proportioneel omdat daarmee het hiervoor beschreven gevaar naar verwachting kan worden verminderd en mogelijk zelfs kan worden voorkomen. Met klager is herhaaldelijk gesproken over het innemen van orale medicatie op vrijwillige basis, maar hij is van mening dat hem in psychiatrische zin niets mankeert en dat hij dus geen medicatie nodig heeft.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Niet is gebleken dat de directeur zich niet aan de formele eisen bij het nemen van de bestreden beslissing heeft gehouden. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 4 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door

mr. S. Jousma, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven