Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7831/GM, 30 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7831/GM 

           

Betreft [klager]

Datum 30 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers (voormalige) raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medicatie die hij in de vorige PI kreeg, is stopgezet.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman, mr. J.W. Vedder, gehoord op de digitale zitting van 18 januari 2021.

De inrichtingsarts heeft per e-mailbericht laten weten niet op de zitting te verschijnen.

De heer drs. […], raadslid, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager gebruikt reeds jaren medicatie wegens slapeloosheid: diazepam en dormicum. De medicatie is voorgeschreven door zijn eigen huisarts. Klager is gedetineerd geweest in de PI Dordrecht, PI Rotterdam, locatie Hoogvliet en PI Krimpen aan den IJssel en daar kon klager zonder problemen over de door hem gewenste medicatie beschikken. Sinds klagers plaatsing in de PI Nieuwegein heeft hij bijzonder veel moeite om over de door hem gewenste medicatie te beschikken. De medicatie is zeer belangrijk voor klager en het is dan ook niet te begrijpen dat deze niet aan hem wordt verstrekt. Dit klemt temeer omdat in de hiervoor genoemde PI’s deze medicatie wel ‘zo nodig’ aan hem verstrekt werd. In de PI Krimpen aan den IJssel kreeg klager wanneer hij er om vroeg zijn medicatie op cel. Dit was meestal om de twee à drie weken en soms zat er langere tijd tussen. Daar werd genoteerd hoeveel medicatie hij kreeg. Klager hield zelf ook altijd bij dat hij de medicatie niet te vaak innam wegens de verslavende werking. Klager is er nooit afhankelijk van geweest. Dat de PI Nieuwegein stelt dat niet te controleren is hoeveel medicatie klager slikt, is vreemd. Dit valt namelijk te controleren door te rapporteren. Vervolgens zou het hoofd zorg van PI Nieuwegein klager (anti-psychotische) medicatie hebben aangeboden. Hiervan zou klager ook goed kunnen slapen volgens het hoofd zorg. Deze medicatie werkt echter maar voor korte duur, heeft veel bijwerkingen en is gericht op problematiek die klager niet heeft. Het is klager onduidelijk waarom deze medicatie hem ter vervanging is aangeboden. Bovendien wilde het hoofd zorg dat klager in gesprek zou gaan met een psychiater. Klager stelt geen psychiatrisch patiënt te zijn. Daar komt bij dat klager tegen de weigering om hem zijn medicatie te verschaffen in beklag is gegaan in maart 2020. Het hoofd zorg heeft niets van zich laten horen en heeft de klacht pas op 21 juli 2020 voor bemiddeling doorgestuurd. Een verslag van een bemiddeling is nooit ontvangen. Het is niet duidelijk waarom er zo veel tijd heeft gezeten tussen het indienen en doorsturen van de klacht. Ook op vele verzoeken van klager en op e mails en telefoontjes werd niet gereageerd. Een en ander brengt met zich mee dat de zorg is tekortgeschoten. Er is geen sprake van juiste, adequate medische zorg. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Klager heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de inrichtingsarts Seroquel heeft voorgesteld en geadviseerd om met een psychiater in gesprek te gaan, maar klager wil die medicatie, die volgens hem óók verslavend is, niet en hij is geen psychiatrisch patiënt.

Standpunt van de inrichtingsarts

In PI’s worden benzodiazepinen zoals diazepam en Dormicum (midazolam) in beginsel niet voorgeschreven. Dit beleid wordt breed gedragen door zowel huisartsen als psychiaters en geldt in de PI Nieuwegein ook als een arts buiten detentie of in een andere inrichting dergelijke medicatie wel voorgeschreven heeft. Op meerdere momenten is getracht met klager in gesprek te gaan en toe te lichten waarom de inrichtingsarts zeer terughoudend is met het voorschrijven van benzodiazepinen. Door klagers geagiteerde en vijandige houding is dit niet goed gelukt. De terughoudendheid met het voorschrijven van benzodiazepinen wil niet zeggen dat klagers klachten niet serieus worden genomen. De inrichtingsarts verschilt echter van mening over de juiste behandeling hiervan. Klager heeft zelf contact met de psychiater geweigerd.   

3. De beoordeling

De sinds mei 2011 bestaande praktijk van voorbemiddeling bij medische zaken, waarbij het hoofd zorg bemiddelt tussen een gedetineerde en de inrichtingsarts, heeft geen wettelijke grondslag. De wet kent ook geen termijn waarbinnen die voorbemiddeling moet plaatsvinden. Het spreekt echter voor zich dat het hoofd zorg ernaar streeft de voorbemiddeling zo snel mogelijk uit te voeren.

Aan het moeten wachten door klager en de omstandigheid dat de voorbemiddeling wellicht sneller had gekund verbindt de beroepscommissie geen gevolgen.

De beroepscommissie is ermee bekend dat binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een beleid wordt gehanteerd dat erop is gericht het gebruik van benzodiazepinen in een PI vanwege de verslavende werking daarvan af te bouwen en dergelijke middelen slechts met grote terughoudendheid te verstrekken. De beroepscommissie is van oordeel dat dit beleid in zijn algemeenheid juist is. Alleen ingeval van een dringende noodzaak kan er aanleiding zijn aan een gedetineerde een benzodiazepine voor te schrijven. Die dringende noodzaak wordt beoordeeld door de inrichtingsarts, die in een individueel geval zelfstandig het te volgen medicatiebeleid bepaalt.

De inrichtingsarts heeft duidelijk uitgelegd waarom de benzodiazepinen zijn stopgezet. Hij heeft in redelijkheid kunnen besluiten dergelijke medicatie niet meer aan klager voor te schrijven. Als redelijk alternatief voor de benzodiazepinen is aan klager Seroquel voorgesteld in combinatie met een gesprek met de psychiater, maar klager wilde in dit beleid niet meegaan.

Klager gebruikte diazepam en Dormicum eerder op zodanig onregelmatige basis dat een geleidelijke afbouw daarvan geen zin zou hebben gehad.

Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud).

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.P. Frankenhuis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven