Nummer R-20/7005/GA
Betreft [Klaagster]
Datum 16 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen de beslissing haar niet te promoveren naar het plusprogramma.
De beklagrechter bij de locatie Nieuwersluis heeft op 14 mei 2020 het beklag ongegrond verklaard (NS2020/9 en NS2020/15). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klaagster heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie constateert dat klaagsters beroepschrift ziet op twee beslissingen van de beklagrechter en één beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister). De beroepscommissie oordeelt in de zaak R-20/7006/GA over het beroep tegen de uitspraak van de beklagrechter inzake het kenmerk NS2020/10. Klaagster heeft het beroep tegen de beslissing van de Minister op 20 juli 2020 ingetrokken.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en de directeur van de locatie Nieuwersluis (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Klaagsters raadsvrouw voornoemd heeft zich op 25 mei 2020 teruggetrokken.
Namens de beroepscommissie zijn op 31 augustus 2020 bij de directeur nadere stukken opgevraagd. De reactie van de directeur is op 2 september 2020 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen en is ter kennisgeving aan klaagster toegezonden.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
De beslissing van de beklagrechter acht klaagster onredelijk en/of onbillijk. Elke persoon heeft recht op een eerlijk proces en een onpartijdige rechter. De beklagrechter is partijdig en dus is klaagsters klaagschrift onjuist beoordeeld.
Er was geen discussie over het Skype-moment. Klaagster heeft de Skype-tijd met een medewerker afgesproken. Een andere medewerker heeft tien minuten voor het einde van de afgesproken tijd klaagster verzocht te stoppen met Skypen. Klaagster is toen naar haar cel gegaan. Vervolgens is de medewerker, die met klaagster de Skype-tijd had afgesproken, langsgekomen om te vragen hoe het Skypen was gegaan. Klaagster heeft aangegeven wat zijn collega had gedaan en dat zijn collega klaagster zou rapporteren wegens het feit dat er discussie had plaatsgevonden. Dat terwijl klaagster direct naar haar kamer was gegaan op verzoek van deze medewerker. Ook heeft een andere gedetineerde rotzooi in de keuken achtergelaten. Zelfs in het bijzijn van andere gedetineerden krijgt klaagster de schuld. Klaagster had aan het personeel op de arbeid een time-out verzocht om een beklagzitting voor te bereiden. Het personeel heeft vervolgens de time-out gegeven wegens klaagsters gedrag, terwijl het een eigen verzoek van klaagster was. Het is volgens klaagster dan ook niet toevallig dat er rapportages met onjuiste feiten worden opgebouwd en dat klaagster is overgeplaatst naar de locatie Ter Peel. Dit was dan ook de reden dat klaagsters mentor haar had geadviseerd om zo veel mogelijk afstand te nemen van het personeel.
Op 14 februari 2020 is klaagster – met de kleur ‘rood’ - overgeplaatst naar de locatie Ter Peel. Op 11 februari 2020 had echter al een beslissing moeten worden genomen over het al dan niet promoveren van klaagster. Dit heeft gevolgen voor klaagster gehad, nu de volgende zes weken voor de nieuwe beoordeling pas zijn gaan tellen vanaf 14 februari 2020. De directeur kon klaagsters gedrag tevens niet beoordelen, nu klaagster al was overgeplaatst naar een andere locatie. De beslissing van 26 februari 2020 is met terugwerkende kracht genomen, omdat er tot de overplaatsing van 14 februari 2020 nog geen beslissing was genomen. Op 12 februari 2020 had de directeur namelijk aangegeven dat er nog geen beslissing was genomen en dat de beslissing voor twee weken zou worden aangehouden.
Standpunt van de directeur
Op 31 december 2019 is klaagster teruggeplaatst naar het basisprogramma. Klaagster heeft zes weken de tijd gehad om haar gedrag te verbeteren. Klaagster vermijdt echter het afdelingspersoneel, gaat niet in gesprek met het personeel en laat geen verbetering zien in het ‘rode’ gedrag waarvoor ze was teruggeplaatst. In de nieuwe beslissing, genomen op 14 februari 2020, is besloten klaagster (nog) niet te promoveren naar het plusprogramma, omdat zij geen verbetering in haar gedrag laat zien. In deze beslissing is opnieuw een zorgvuldige belangenafweging gemaakt. Klaagster heeft gedurende drie weken de tijd om verbetering in haar gedrag te laten zien. Na deze periode zal worden beoordeeld of klaagster weer in aanmerking kan komen voor promotie naar het plusprogramma (in de locatie Ter Peel).
Door de beklagrechter is vastgesteld dat de schriftelijke beslissing tot niet promoveren dateert van 14 februari 2020. Gelet op de laatste beslissing tot degradatie van 31 december 2019, had de beslissing uiterlijk zes weken daarna moeten worden genomen op 11 februari 2020. De schriftelijke beslissing is uitgereikt op 26 februari 2020 in Ter Peel. Alhoewel het tijdsverloop tussen het nemen van de beslissing en de uitreiking daarvan op schrift aanmerkelijk lang is geweest, is op grond van artikel 57 en artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een beslissing tot niet promoveren geen beslissing waarvan onverwijld een schriftelijke mededeling dient te worden uitgereikt. De raadsvrouw is op 20 februari 2020 in beklag gegaan en heeft daarbij aangegeven dat ervan uit kan worden gegaan dat klaagster op 14 februari 2020 mondeling op de hoogte is gebracht van de beslissing. Daar komt bij dat klaagster geen nadeel heeft ondervonden van de (verlate) schriftelijke uitreiking.
3. De beoordeling
Voor zover door klaagster is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Uit (ten tijde van het beklag geldende) artikel 1d, tweede en derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat uiterlijk binnen zes weken moet worden bezien of een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie. De directeur dient voorafgaand aan een beslissing over niet promoveren een belangenafweging te maken. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat een gedetineerde inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn of haar gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.
Beslissing inhoudelijk niet onredelijk of onbillijk
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de inhoudelijke beslissing om klaagster niet te promoveren kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beslissing en uitreiking te laat
Vast staat dat klaagster op 31 december 2019 is gedegradeerd, hetgeen ertoe leidt dat de nieuwe beslissing tot het al dan niet promoveren van klaagsters uiterlijk op 11 februari 2020 had moeten worden genomen. In het geval van klaagster is deze beslissing pas op 14 februari 2020 mondeling aan haar medegedeeld.
Op 26 februari 2020, twaalf dagen na het nemen van de beslissing om klaagster niet te promoveren, is de schriftelijke mededeling van deze beslissing aan klaagster uitgereikt. Alhoewel de Pbw niet voorschrijft dat een beslissing als in onderhavig geval onverwijld schriftelijk moet worden uitgereikt, heeft klaagster bijna twee weken geen inzicht gehad in welke gedragingen tot de beslissing van de directeur hebben geleid en welk gedrag dient te worden verbeterd.
Gelet op het voorgaande concludeert de beroepscommissie dat in dit geval niet is voldaan aan het vereiste binnen zes weken te beslissen over het (al dan) niet promoveren van klaagster en dat in onvoldoende mate is voldaan aan het vereiste de beslissing gemotiveerd en schriftelijk kenbaar te maken aan klaagster. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Tegemoetkoming
De beroepscommissie ziet aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming wegens het door klaagster ondervonden ongemak. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €10,-.
Deze uitspraak is op 16 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter