Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6414/TA, 1 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6414/TA             

Betreft [klager]            Datum 1 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het op 19 november 2019 opgelegde afdelingsarrest vanwege bijgebruik van cannabis.

De beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 17 maart 2020 het beklag ongegrond verklaard (OV2019/110). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontkent ten stelligste cannabis gebruikt te hebben sinds zijn opname in de instelling.

Hij is het ook niet eens met het oordeel van de beklagcommissie dat de minimale stijging van de CAN/KRUH-waarde tezamen met de uitleg van het Gelrelab voldoende grond bood voor het opleggen van de ordemaatregel. Uit de toelichting van het Gelrelab blijkt dat een stijging kan duiden op bijgebruik, maar niet dat iedere stijging van die waarde per definitie daarop duidt. Daarnaast heeft de beklagcommissie geen rekening gehouden met wat in beklag is aangevoerd over het niet naleven van de regels door de instelling bij de afname en registratie en bij het verzenden van de urine naar het Gelrelab.

Volgens klager worden de UC’s veelal niet in de ochtend afgenomen, terwijl artikel 3 van de Regeling urineonderzoek verpleegden (hierna: de Regeling) dit wel voorschrijft. Geregeld wordt klager om 8.00 uur opgeroepen voor controle, maar vindt de daadwerkelijke afgifte van urine pas uren later plaats. In strijd met het zevende lid van artikel 3 van de Regeling wordt enkel de datum en niet tevens het tijdstip van afname van de urine op het uitslagformulier vermeld. Daardoor valt niet te achterhalen hoe laat de urine is afgenomen, of dit ochtendurine is en hoe lang het heeft geduurd voordat de urine naar het Gelrelab is verzonden. Door het te lang laten staan van urine kan de oorspronkelijke samenstelling daarvan veranderen, bijvoorbeeld door bacteriegroei. Klagers raadsvrouw heeft het Gelrelab tevergeefs verzocht om informatie over de ontvangstdatum van klagers urine daar en de datum van verzending van de uitslag naar de instelling.

Bovendien verstuurt de instelling in strijd met artikel 3, achtste lid, van de Regeling de UC’s op maandag, woensdag en vrijdag naar het Gelrelab en dus niet uiterlijk de eerstvolgende werkdag. Blijkens het overzicht betreffende klager is op maandag 11 november 2019 een UC geregistreerd om 0.00 uur. Nu de UC niet na middernacht nog zal zijn verzonden, is die UC pas op woensdag 13 november 2019 verzonden.

Dit maakt dat er op zijn minst twijfel bestaat over de ontstane waardes in klagers urine. Niet valt uit te sluiten dat de geringe schommelingen in de CAN/KRUH-waarden zijn te verklaren vanuit het niet naleven van bedoelde regels. Als de instelling zich aan die regels had gehouden, zou van de juistheid van de resultaten van het Gelrelab uitgegaan mogen worden. Nu dat niet het geval is, kan niet 100% op de juistheid van die uitslagen vertrouwd worden en dient klager het voordeel van de twijfel te krijgen.

Klager heeft zich meermalen op het standpunt gesteld dat getwijfeld kan worden aan de resultaten van het Gelrelab, mede gelet op het feit dat de samenstelling van urine naar verloop van tijd kan wijzigen. Ter staving daarvan heeft klager nog twee uitslagen van in de PI Arnhem bij hem afgenomen UC’s overgelegd, waaruit blijkt dat de cannabiswaarde van twee verschillende testen van hetzelfde urinemonster een verschil van 41 te zien gaf.   

Klager wil graag een mondelinge behandeling van het beroep omdat hij het gevoel heeft dat hij als leugenaar wordt bestempeld en dit de rest van zijn tbs-behandeling beschadigt. Klager vindt het van belang zijn standpunten mondeling naar voren te brengen en eventuele vragen te kunnen beantwoorden.

Standpunt van het hoofd van de instelling

In het verweerschrift in beklag is uitgelegd hoe de instelling de UC-waardes interpreteert.

In aanvulling daarop is door de medische dienst gemeld dat er geen tijden van de UC-afnames worden bijgehouden, omdat dat voor de interpretatie van de UC’s in principe niet uitmaakt. Daar het formulier wel de mogelijkheid biedt om de UC-tijden te registreren, kan dat desgewenst wel worden opgepakt. De medische dienst is wat betreft het ophalen van de UC’s gebonden aan de koerier van Gelre ziekenhuizen. De UC’s worden nu drie keer per week opgehaald. Als volgens de richtlijnen de UC’s niet langer dan vier uur bewaard zouden mogen worden, zou dat betekenen dat een koerier drie tot vier keer per dag langs zou moeten komen, wat in de praktijk niet goed realiseerbaar is.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst het verzoek af daar de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen.

Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van bijgebruik van cannabis, is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (RSJ 26 september 2016, 16/1720/GA en RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA) niet langer het aangetroffen THC-gehalte, maar de ratio THC/kreatinine (CAN/KRUH) bepalend: als de waarde van deze ratio is gedaald tot op of onder de helft van de waarde van een eerdere meting, die ten minste 48 uur vóór de tweede meting is verricht, is bijgebruik niet aannemelijk.

Vast staat dat klager bij binnenkomst in de instelling op 29 oktober 2019 een positieve score van 405 op cannabis had en een CAN/KRUH-waarde van 40,1.

De eerstvolgende UC van 11 november 2019 gaf volgens de op 15 november 2019 ontvangen uitslag een cannabisscore van 138 en een CAN/KRUH-waarde van 8,6.

De daaropvolgende UC van 14 november 2019 gaf volgens de op 19 november 2019 ontvangen uitslag een score op cannabis van 164 en een CAN/KRUH-waarde van 9,0. 

Gelet hierop en in aanmerking genomen voornoemd beoordelingskader is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat klager in de periode tussen de twee urinecontroles van 11 en 14 november 2019 cannabis heeft gebruikt. Daarom heeft de instelling de op 14 november 2019 bij klager uitgevoerde urinecontrole als ‘positief’ kunnen aanmerken en hem afdelingsarrest mogen opleggen.

Namens klager is aangevoerd dat de gemeten waarden niet betrouwbaar zijn, omdat de afname van de urine in strijd met de Regeling heeft plaatsgevonden. Dit beroep faalt.

Artikel 3, eerste lid, van de Regeling schrijft niet voor dat de afname van urine altijd in de ochtend plaatsvindt, maar slechts dat de afname bij voorkeur ‘s ochtends vroeg plaatsvindt.

In artikel 3, achtste lid, van de Regeling is niet bepaald dat het urinemonster uiterlijk de eerstvolgende werkdag door het laboratorium moet zijn ontvangen, maar dat het urinemonster zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk de eerstvolgende werkdag naar een laboratorium wordt verstuurd dan wel binnen drie werkdagen bij een laboratorium wordt afgegeven. Nu onbestreden is dat de koerier van het laboratorium urinemonsters bij de instelling ophaalt op maandag, woensdag en vrijdag is voldoende aannemelijk dat dit ook is gebeurd ten aanzien van de op maandag 11 november en donderdag 14 november 2019 bij klager afgenomen urinemonsters.

Artikel 3, zevende lid, van de Regeling houdt in dat het aanvraagformulier in ieder geval naast een aantal gegevens betreffende de verpleegde ook de afnamedatum en het tijdstip van afname dient te bevatten. De enkele omstandigheid dat alleen het tijdstip van afname niet is ingevuld geeft in het licht van al het bovenstaande onvoldoende aanleiding voor twijfel over de uitslag van de urinecontrole. 

In dit verband is voorts nog van belang dat de instelling in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, van de Regeling contact heeft opgenomen met het Gelrelab en dat volgens dit laboratorium sprake is van bijgebruik.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling niet in strijd met de wet of als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 1 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven