Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7774/TB, 1 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7774/TB             

Betreft [klager]            Datum 1 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 augustus 2020 beslist klager te plaatsen in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting).

Klagers raadsvrouw, mr. S. Marjanović, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Na een moeizaam verlopen traject in verschillende klinieken, waarbij klager langdurig is gesepareerd en individueel is benaderd, zijn er juist de laatste periode in Veldzicht belangrijke stappen gezet in zijn behandeling en in het opbouwen van een behandelrelatie. Er was sprake van minder incidenten en anders dan in andere klinieken heeft klager in Veldzicht wel aan behandeling meegewerkt. De plaatsing in een LFPZ-voorziening is daarom prematuur en zal het in Veldzicht bereikte afbreken. Klager kan zich daarom niet vinden in de over hem uitgebrachte adviezen. Voortzetting van zijn behandeling in Veldzicht met de kennis die de kliniek nu heeft, heeft meer kans van slagen en zal klager perspectief bieden die hij in een LFPZ-voorziening niet zal krijgen, maar die voor hem wel nodig is om gemotiveerd te blijven. Het ontbreken van behandeldruk en daarmee ook perspectief zal slechts leiden tot meer passiviteit en demotivatie. Hierdoor zal het reeds moeizame traject verder stagneren, wat zal leiden tot een sombere en zeer langdurige prognose. Dit is niet redelijk gezien klagers jonge leeftijd en zijn motivatie om mee te werken. Het alternatief van voortzetting van de behandeling in Veldzicht, waar de behandeldruk ook niet groot is en op klagers mogelijkheden kan worden aangepast, is niet serieus onderzocht. 

Klager is vanwege zijn EVBG-status en het ontbreken van een plek in de locatie Zeeland in de LFPZ-voorziening in de locatie Vught geplaatst. Volgens klager en Veldzicht is een individuele afdeling niet noodzakelijk. Deze tijdelijke plaatsing is ook onwenselijk. Volgens de LFPZ aanvraag en de uitgebrachte adviezen wordt met de LFPZ-plaatsing beoogd rust te creëren die tot nieuwe behandelmogelijkheden zou moeten leiden. De tijdelijke plaatsing en vervolgens doorplaatsing naar de locatie Zeeland zullen daaraan niet bijdragen. Verder zal de plaatsing in een individueel regime leiden tot het verder achteruitgaan van klagers geestelijke gezondheid en het beoogde doel doorkruisen.

De EVBG-status moet zo snel mogelijk worden opgeheven, zodat klager zo spoedig mogelijk naar de LFPZ-voorziening Zeeland wordt overgeplaatst.

Standpunt van verweerder

De beslissing tot plaatsing in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting is op goede gronden genomen. Aan deze beslissing is een uitgebreid behandel- en adviestraject voorafgegaan. Hieruit is naar voren gekomen dat er, rekening houdend met klagers jonge leeftijd, op dit moment geen andere mogelijkheden worden gezien dan hem bij wijze van tussenstap te plaatsen in een LFPZ-voorziening met een hoog beveiligingsniveau, gelet op de ontstane behandelimpasse na diverse behandelpogingen, het nog immer aanwezige delictgevaar en de ernstige agressieproblematiek.

Klager verblijft sinds 10 augustus 2020 op de Zeer Intensieve Specialistische Zorg afdeling van de LFPZ in Vught. Uit de evaluatie van zijn EVBG-status door de instelling van 3 november 2020 blijkt dat het huidige behandelteam de gestructureerde zorg en individuele begeleiding die op deze afdeling worden geboden nog immer van belang acht. Onderkend wordt dat het verblijf van klager op deze afdeling geen situatie is die lange tijd zou moeten voortduren. Deze plaatsing wordt wel gezien als een noodzakelijke tussenstap om te onderzoeken of een eventuele overplaatsing naar de LFPZ-voorziening locatie Zeeland op termijn mogelijk is. Daarbij zal ook worden bezien welke (negatieve) invloed het weigeren van de anti-psychotische medicatie op klager heeft. Overplaatsing naar een behandelvoorziening of ander uitstroomtraject wordt gelet op klagers huidige problematiek en het nog immer aanwezige delictgevaar voor nu niet als een reële optie gezien.

De beslissing tot toekenning van de EVBG-status en de beslissing tot plaatsing in de locatie Vught zijn geen voor beroep vatbare beslissingen.

3. De beoordeling

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 15 maart 2014 aangevangen.

Na verblijf in verschillende klinieken, waaronder het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug, is klager op 18 september 2017 met de EVBG-status opnieuw in CPT Veldzicht geplaatst. Deze instelling heeft klager op 2 december 2019 aangemeld voor plaatsing in een LFPZ-voorziening. Het behandelend team is van mening dat klager op dat moment niet in staat is om behandelinterventies te volgen. Los van bij klager aanwezige tegenzin, ligt er volgens Veldzicht door zijn problematiek een groot stuk onvermogen bij klager om een behandeling te volgen. Bij het opvoeren van de behandeldruk werd direct een toename van frustratie en agressie met een vergroot delictrisico gezien. De tegenvallende resultaten in de behandelgeschiedenis en ook binnen Veldzicht, het onverminderd aanwezige delictrisico en de aanwezig blijvende indicatie voor een EVBG-status, vormen volgens Veldzicht een indicatie voor langdurig verblijf op een intensieve begeleidingsafdeling met een hoog beveiligingsniveau.

In de Pro Justitia-rapportage van psychiater H. van 6 april 2020 en van psycholoog K. van 25 april 2020 wordt geadviseerd klager te plaatsen in een LFPZ-voorziening.

Bij advies van 21 juli 2020 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de LFPZ-indicatie heeft kunnen komen. In het licht van de LFPZ-aanvraag en de uitgebrachte adviezen acht de LAP het met het oog op een eventueel uitstroomtraject in de toekomst van belang dat klager eerst tot rust komt zodat er meer overeenstemming en samenwerking kan ontstaan.

Vervolgens is klager op 4 augustus 2020 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een LFPZ voorziening van de Pompestichting.  Verweerder heeft op 5 augustus 2020 beslist klager in de die voorziening te plaatsen. Klager is op 10 augustus 2020 geplaatst in de LFPZ voorziening van de Pompestichting te Vught.

Het beoordelingskader

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg (Wfz) en het door verweerder gevolgde beleid, komt een ter beschikking gestelde in aanmerking voor plaatsing in een LFPZ voorziening, indien:

a.  uit recente risicotaxatie blijkt dat het risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke of psychische schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd;

b.  naast eventuele zorg ook beveiliging nodig is om te voorkomen dat hij tot een dergelijk delict komt;

c.  het delictgevaar niet zodanig is afgenomen of beheersbaar is geworden dat hij buiten beveiliging en toezicht kan; en

d.  hij conform state of the art alle behandelingsmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar.

De toetsing van de bestreden beslissing

Over klagers diagnose, zijn behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid zijn bovenvermelde rapportages en adviezen uitgebracht. De beroepscommissie is van oordeel dat deze rapportages en adviezen voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te laten verblijven in een LFPZ-voorziening.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen heeft verweerder er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in het CTP Veldzicht niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een LFPZ-voorziening voldoet en dat een LFPZ-voorziening daarom vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor de tenuitvoerlegging van klagers tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name van belang dat klager vanwege zijn stoornis niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt.

Klagers stelling dat in Veldzicht sprake was van positieve ontwikkelingen vindt geen steun in de zich in het dossier bevindende stukken.

Klager heeft de LAP gemeld onderzocht te willen worden in het Pieter Baan Centrum met het oog op zijn traject. Er bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een nader klinisch onderzoek van klager.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Voor zover klager beroep heeft willen instellen tegen de het voortduren van de EVBG-status en de beslissing van het hoofd van de Pompestichting om klager in de locatie Vught te plaatsen, kan klager daarin niet worden ontvangen, omdat tegen die beslissingen krachtens de Bvt geen rechtsmiddel open staat.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing hem in een LFPZ-voorziening van de Pompestichting te plaatsen ongegrond en verklaart klager voor het overige niet ontvankelijk in het beroep.

Deze uitspraak is op 1 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven