Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6815/TR, 1 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6815/TR

   

           

Betreft [klager]

Datum 1 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 april 2020 de verleende proefverlofmachtiging ingetrokken.

Klagers raadsman, mr. W.R. Jonk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing waarbij de machtiging tot proefverlof is ingetrokken. De eerste overweging van het Adviescollege verloftoetsing TBS (AVT) ziet op het punt dat niet duidelijk is gemaakt waarom klager nu wel zou meewerken. Klager verwijst naar de Melding Ongeoorloofde Afwezigheid van de instelling waarin op pagina 3 valt te lezen dat klager goed behandelbaar blijkt en dat hij zich meewerkend opstelt. Klager heeft uiteindelijk zijn probleem over zijn gokgedrag en het hiermee deels samenhangende probleem omtrent de seksuele relatie met zijn partner zelf bespreekbaar gemaakt. Hij heeft daarbij volledige openheid van zaken gegeven. Klager is gemotiveerd en bereid hiermee aan de slag te gaan. Klager heeft de afgelopen jaren een uiterst positieve ontwikkeling laten zien in zijn behandeling. De ontwikkelingen waren zo positief dat werd toegewerkt naar een verblijf in een eigen woning. De intrekking van de verlofmachting doorkruist die positieve ontwikkeling. Daaraan wordt in het advies van het AVT onvoldoende aandacht besteed.

Vaststaat dat het gokgedrag van klager een punt van aandacht is voor de komende periode. De vraag is of het daarvoor nodig is de machtiging tot proefverlof in te trekken. De maatregelen die door de instelling worden voorgesteld bieden voldoende handvatten om zicht te houden op de financiën van klager. Middels systeemgesprekken kan met de familie van klager over hun ondersteunende rol daarin worden gesproken. Gezamenlijk kan op deze manier dit probleemgebied worden aangepakt, zonder dat alle andere positieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren worden doorkruist.

Ook het feit dat klager een behoorlijke tijd onder de radar heeft kunnen opereren, wordt door het AVT in het nadeel van klager uitgelegd en als één van de redenen genoemd voor het intrekken van de machtiging. Klager nuanceert dit door op te merken dat het feit dat hij een lange periode onder de radar heeft kunnen opereren onlosmakelijk samenhangt met het feit dat er in de overdracht vanuit de FPA naar Villa woningen één en ander niet goed is gegaan met betrekking tot het inzicht in de financiën van klager. Was die controle volledig geweest vanaf juni 2019, dan had het probleem in een eerder stadium aangepakt kunnen worden en waren de gevolgen voor klager (veel) minder groot geweest.

Daarnaast moet niet uit het oog worden verloren dat klager naar aanleiding van het incident op 28 februari 2020 is teruggeplaatst naar de gesloten afdeling van de FPA waar hij, in verband met de maatregelen omtrent het coronavirus, geen vrijheden meer heeft genoten. Dit is een omstandigheid die van belang is in verband met de proportionaliteit. De terugplaatsing is klager zwaar gevallen. Hij geeft behoefte aan ritme en structuur, hetgeen hem in de periode voorafgaand aan 28 februari 2020 werd geboden en hem erg goed deed.

De FPA heeft de reclassering na het incident geïnformeerd over de verdere behandeling van klager. Klager verwijst naar de brief van 6 april 2020 van de FPA waaruit volgt dat de behandeling van klager het meest is gebaat bij het voortduren van proefverlof. De gestelde behandeldoelen kunnen alleen gerealiseerd worden bij voortduring van de machtiging. Klager is altijd zeer gemotiveerd geweest mee te werken aan zijn behandeling. Klager ervaart de intrekking van de machtiging als een disproportionele reactie op de overtreding waarvan hij zich terdege bewust is.

De voornaamste overtreding van klager, het gokgedrag, heeft geen verband met klagers indexdelict. De financiën en de gokverslaving zijn weliswaar gebieden die tot zorg leiden en aandacht behoeven, maar staan niet in verband met het delict en kunnen daarmee niet als recidivegevaar verhogend worden beschouwd. De intrekking werkt contraproductief en wordt door de FPA als een belemmering gezien voor het voortzetten en voltooien van de behandeling.

Klager heef erkend dat hij afspraken heeft overtreden en heeft uit eigen beweging daarvan melding gemaakt bij zijn behandelaars. Klager benadrukt dat er geen sprake is van strafbaar gedrag en dat hij in zijn inmiddels zeven jaar durende tbs-behandeling nooit eerder afspraken heeft geschonden of gedrag heeft vertoond dat consequenties voor zijn behandeling heeft gehad. In zoverre is sprake van een incident. Het verweer van verweerder is grotendeels een beschrijving van de gebeurtenissen en bevat nauwelijks argumenten waarom de overtreding van klager moet leiden tot intrekking van de machtiging voor proefverlof. Op de door klager aangedragen argumenten wordt niet of nauwelijks gereageerd. Er wordt vooral verwezen naar het advies van het AVT. Van financiering van het gokgedrag door een neef van klager is geen sprake geweest. Klager heeft zijn neef verzocht geld op klagers rekening te storten. De familie van klager benadrukt dat er steeds toezicht op klager is geweest. Het gokken deed zich voor als klager zich vanuit de kliniek richting zijn verlofadres in Amsterdam verplaatste. Momenten waarop er geen toezicht op klager is geweest tijdens de verloven zijn beperkt tot maximaal een uur. Van gebrekkig toezicht door de familie is geen sprake. De vraag is of het intrekken van de machtiging proefverlof een passende reactie is. Daarmee wordt het toezicht niet direct versterkt terwijl hetzelfde bereikt kan worden door het toezicht binnen het proefverlof te versterken. Klager is veroordeeld voor een zedendelict, waarbij gokken geen rol heeft gespeeld. Kennelijk is in de aanvraag aan de AVT tot advisering geen informatie gegeven over klagers houding ten aanzien van zijn gedrag. Klager is zich wel degelijk bewust van de overtreding en de gevolgen hiervan. Hij heeft derhalve probleeminzicht en beseft dat hij begeleiding nodig heeft bij het voorkomen van nieuwe problemen. Daarin is ook de reden gelegen dat hij zich nu wel aan de regels zal houden. Klager vraagt zich af welk veiligheidsbelang moet prevaleren. Van een gevaarzettende situatie voor hemzelf of anderen is geen sprake geweest.

 

Standpunt van verweerder

Klager verbleef sinds oktober 2019 met een machtiging transmuraal verlof in een begeleide woonvorm van GGZ Noord-Holland-Noord (en de FPA Heiloo). Op 7 februari 2020 is aan de instelling met ingang van 1 maart 2020 een machtiging proefverlof ten behoeve van klager verleend. Op 20 februari 2020 is klager tijdens het transmuraal verlof ongeoorloofd afwezig geweest. De afspraak was dat klager tot 23.00 uur verlof zou praktiseren. Hij keerde echter pas om 03.00 uur terug. De volgende dag heeft klager aangegeven dat hij had gegokt en dat hij al sinds langere tijd weer gokt. Door de FPA en FPC Dr. S. van Mesdag is onderzoek gedaan naar zijn onttrekking en gokverslaving. Uit dit onderzoek is gebleken dat klager in de periode van juni 2019 tot maart 2020 tijdens onbegeleide verloven bij casino’s in Alkmaar en Amsterdam heeft gegokt. De bedragen waarmee hij gokte liepen op tot € 1.000-1.500. De financiering heeft klager met zijn neef geregeld. Er zijn geen aanwijzingen dat klager tijdens zijn verblijf op de FPA heeft gegokt. Tevens is gebleken dat afspraken met de familie, waar klager in het weekend verbleef, niet zijn nagekomen. De afspraak was dat klager bij zijn familie in beeld zou blijven. Het toezicht was 16 uur per dag, zodat klager ongezien de locatie kon verlaten. Toen het voor de familie duidelijk was dat klager weer gokte, hebben zij geen openheid gegeven aan het behandelteam.

Naar aanleiding van dit voorval is het AVT verzocht te adviseren over de aanvraag tot hervatting van klagers proefverlof. Gelet op de ontwikkelingen en het feit dat het proefverlof nog niet is gepraktiseerd, is het AVT van oordeel dat het met het oog op de veiligheid meer passend is om binnen het kader van transmuraal verlof een nieuwe start te maken, waarbij onbegeleide vrijheden weer gefaseerd kunnen worden opgebouwd. Het AVT acht daarom het opnieuw verlenen van een machtiging proefverlof nog niet verantwoord.

Verweerder acht het onverantwoord de machtiging proefverlof van klager te handhaven. Het veiligheidsbelang prevaleert boven het belang van handhaving van de machtiging proefverlof. Verweerder is conform artikel 6, vierde lid, van de Verlofregeling TBS gehouden aan het advies van het AVT. Dit impliceert dat de machtiging proefverlof ingetrokken dient te blijven. Overigens heeft het AVT positief geadviseerd over het verlenen van een ambtshalve machtiging transmuraal verlof tot en met stap vier van het verlofplan (conform het aangepaste risicomanagement). De kliniek heeft op 28 april 2020 een dergelijke machtiging aangevraagd, die direct aan de kliniek is verleend. Tijdens het transmuraal verloftraject kan klager laten zien dat hij zich nu wel aan de gestelde regels houdt. Vervolgens zal worden bezien op welke wijze het traject van klager verder vorm zal worden gegeven.

Uit recente informatie blijkt dat klagers verblijf op de gesloten afdeling van de FPA positief verloopt. Klager heeft een verlofstappenplan waarin hij de afgelopen tijd daadwerkelijk stappen heeft gezet. Sinds kort heeft hij zijn werk in Alkmaar hervat. Klager laat vooralsnog geen risicovol gedrag zien en houdt zich goed aan de afspraken. Verder werkt klager goed samen met het behandelteam. Klager heeft gesprekken met de psycholoog over zijn seksualiteit en de opbouw van spanningen, omdat deze elementen een belangrijke rol bij zijn terugval in het gokken hebben gespeeld. Ook zijn recentelijk systeemgesprekken met de twee zussen van klager opgestart. Op 25 augustus 2020 is besloten dat klager de volgende stap in zijn verlofstappenplan kan zetten. Zodra klager het verlofstappenplan goed heeft doorlopen, zal klager naar Villa woningen kunnen terugkeren.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Hij verblijft op dit moment in de FPA Heiloo. Verweerder had op 7 februari 2020 een proefverlofmachtiging verleend, die op 1 maart 2020 is ingegaan. Blijkens de Melding Ongeoorloofde Afwezigheid heeft klager zich op 28 februari 2020 onttrokken door niet tijdig terug te keren naar de instelling. In plaats van 23.00 uur ’s avonds, keerde klager pas om 03.00 uur terug. Klager verbleef gedurende deze tijd in een gokhal in Alkmaar. Uit nader onderzoek is gebleken dat klager in de periode van juni 2019 tot maart 2020 tijdens onbegeleide verloven in casino’s in Alkmaar en Amsterdam heeft gegokt. Verweerder heeft het AVT verzocht om advies over de hervatting van het proefverlof. Op 24 april 2020 heeft het AVT verweerder geadviseerd niet in te stemmen met een hervatting van het proefverlof. Het AVT heeft ambtshalve positief geadviseerd ten behoeve van klager een machtiging voor transmuraal verlof te verlenen. Verweerder heeft vervolgens op 28 april 2020 de machtiging voor proefverlof ingetrokken en per gelijke datum een machtiging voor transmuraal verlof verleend.

Op grond van artikel 57, vijfde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden kan verweerder een machtiging tot proefverlof intrekken wegens overtreding van de verlofvoorwaarden of indien feiten en omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend.

Na intrekking van een machtiging naar aanleiding van een ongeoorloofde afwezigheid korter dan 24 uur, wordt gedurende ten minste één jaar geen nieuwe verlofmachtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen verzetten (artikel 17, vijfde lid, van de Verlofregeling TBS).

In beroep is alleen de beslissing van verweerder tot intrekking van klagers proefverlofmachtiging aan de orde en niet ook de vraag of sprake is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van de Verlofregeling TBS.

De beroepscommissie dient in beroep te beoordelen of deze beslissing in strijd is met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is (artikel 69, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in verbinding met artikel 66, tweede lid, van de Bvt). Daarbij moet naar haar oordeel de ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden zeer zorgvuldig worden afgewogen tegen het belang van klager bij voortzetting van het verlof, mede gelet op de verstrekkende consequentie dat na intrekking (ten minste) een jaar lang geen nieuwe verlofmachtiging wordt verleend. Daarbij geldt dat ook de samenleving belang heeft bij het niet verstoren van een (op zichzelf) goed lopende resocialisatie.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. Verweerder heeft het gokgedrag van klager kunnen aanmerken als een risicofactor. In de brief van 25 maart 2020 van FPC Dr. S. van Mesdag komt naar voren dat er spanningen zijn in de relatie van klager met zijn vrouw en dat klager gokken ervaart als een middel om deze spanningen te reduceren. Het behandelteam was niet op de hoogte van klagers gokprobleem. Klager heeft onbetrouwbaar gedrag laten zien om in zijn gokverslaving te kunnen voorzien. Dit heeft tot een aanpassing van het risicomanagementplan geleid. Verweerder heeft bij zijn beslissing ook acht kunnen slaan op het advies van het AVT om niet in te stemmen met de hervatting van het proefverlof. De omstandigheid dat geen strafbare feiten aan het licht zijn gekomen, kan klager niet baten. Verweerder moet er vanuit kunnen gaan dat klager zich aan alle afspraken houdt, dus ook dat klager tijdig terugkeert naar zijn woning na genoten verlof.   

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven