Nummer R-20/7561/TB
Betreft [klager]
Datum 1 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 juli 2020 beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.
Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De wens van klager is dat hij vanaf het begin in een instelling wordt geplaatst waar hij ook een bestendig verblijf en een gecontinueerde behandeling kan opbouwen. Regionaliteit vormt het uitgangspunt bij plaatsing, maar dat zou in klagers geval juist contraproductief werken. In de beleidsregels is expliciet aangegeven dat het sociale netwerk van de tbs-gestelde eerder bij de behandeling zou kunnen worden betrokken, wat in het kader van resocialisatie en continuïteit van de zorg wenselijk wordt geacht. Klagers netwerk bevindt zich niet in Groningen. Zijn familie woont op St. Maarten en zijn vriendin in Wormer. Daarnaast staat klager al enkele jaren als woningzoekende ingeschreven in Lelystad.
Plaatsing van klager in Groningen zou tot vertraging in zijn traject leiden en zou ook een aanzienlijke belemmering vormen om zijn sociale netwerk te betrekken bij zijn behandeling. Ook de reclassering ondersteunt klagers wens om in een centraal gelegen kliniek te worden geplaatst.
Standpunt van verweerder
Klager is, conform het Beleidskader TBS dwang, geplaatst in zijn regio van herkomst. De woonplaats van klager is namelijk Groningen. Bovendien zijn er geen contra-indicaties voor plaatsing in deze regio. Ook is niet gebleken dat het sociale netwerk van klager zich in het geheel niet bevindt in Groningen, gelet op het gestelde in een eerder door klager ingediend verzoek tot overplaatsing. Daarnaast is het netwerk van klager zodanig verspreid over het land dat het lastig is om daar rekening mee te houden bij de plaatsing. Daarnaast is plaatsing in één van de regio´s waar de voorkeur van klager naar uitgaat niet mogelijk vanwege de lange wachtlijsten die de instellingen aldaar kennen. Dat zou tot een onaanvaardbaar lange wachttijd leiden en ook daarom is gekozen voor plaatsing in de Van Mesdag. Een snelle aanvang van de behandeling van klager gaat voor plaatsing in de regio van voorkeur.
3. De beoordeling
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c. de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Het uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 17 oktober 2019 is dat een ter beschikking gestelde in een instelling binnen zijn eigen regio wordt geplaatst, tenzij sprake is van een contra-indicatie.
Uit de inlichtingen van verweerder komt naar voren dat klager, conform voormeld Beleidskader, is geplaatst in de regio van zijn herkomst en dat geen sprake is van een contra-indicatie voor plaatsing in deze regio. Hoewel klager graag wenst te worden geplaatst in een meer centraal gelegen instelling, zodat hij meer in de buurt van zijn netwerk wordt geplaatst, is overwogen dat plaatsing aldaar niet mogelijk is wegens de lange wachtlijsten die de instellingen kennen. Verweerder heeft ook daarom beslist om klager in de Van Mesdag te plaatsen, omdat een snelle aanvang van de behandeling voor plaatsing in de regio van voorkeur gaat.
De beroepscommissie stelt vast dat, indien rekening zou worden gehouden met klagers voorkeur, dit ertoe zou leiden dat het langer zou duren voordat klager zou kunnen starten met zijn behandeling. Hoewel klagers netwerk door plaatsing in de Van Mesdag een langere reistijd heeft dan wanneer klager in een meer centraal gelegen instelling zou zijn geplaatst, weegt dit naar het oordeel van de beroepscommissie niet op tegen het belang van het starten van de behandeling van klager. Daarnaast is ten tijde van het bestreden besluit, uit het oogpunt van klagers behandeling, (nog) niet gebleken van een zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing in een centraal gelegen instelling ten behoeve van verlof- en bezoekmogelijkheden van zijn netwerk, dat dit dient te prevaleren boven het belang van plaatsing van klager in de Van Mesdag. Het is aan de instelling om te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang is dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 1 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door
mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter