Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8446/TB, 25 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8446/TB

    

           

Betreft [klager]

Datum 25 februari 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een instelling in de regio van zijn netwerk (Rotterdam/Amsterdam).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 4 november 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 3 februari 2021.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wil graag in de buurt van zijn netwerk resocialiseren. Klagers voorkeur gaat uit naar FPC De Kijvelanden (hierna: De Kijvelanden). Klager kon eerder niet in de regio van zijn netwerk worden geplaatst vanwege de bestaande wachtlijsten. De samenwerking in de huidige instelling tussen klager en zijn behandelaars verloopt erg moeizaam. Naar aanleiding van het ontslag van een medewerker, die een relatie had met een medepatiënt, werd klager overgeplaatst naar een andere afdeling. Klager is de afgelopen twee jaar meerdere keren verdacht van handel in verdovende middelen en aan hem zijn maatregelen opgelegd. Hierdoor stagneert telkens zijn behandeling. Klager heeft erkend dat hij af en toe softdrugs gebruikt. Er is echter nooit iets aangetroffen bij klager en de instelling heeft geen aangifte gedaan tegen klager. Klagers vertrouwen in de instelling is geschaad.

In 2019 heeft klager de samenwerking met het hoofd behandeling gezocht. Met het hoofd behandeling is afgesproken dat zij De Kijvelanden zou benaderen met de vraag of zij klager zouden willen plaatsen op een preresocialisatie afdeling met behoud machtiging dan wel op de resocialisatie afdeling. De Kijvelanden wilde hieraan niet meewerken en enkel klager in het kader van een reguliere overplaatsing overnemen. Klager wilde alsnog in De Kijvelanden worden geplaatst. De Rooyse Wissel heeft echter geen verzoek om overplaatsing ingediend. Hierna heeft klager zelf een overplaatsingsverzoek ingediend. Door het negatieve advies van de instelling en de afwijzende beslissing van verweerder is klager niet op de wachtlijst van De Kijvelanden geplaatst. Klager is vervolgens weer de samenwerking met de instelling aangegaan. De instelling wilde afstevenen op overplaatsing van klager naar FPK De Woenselse Poort (hierna: De Woenselse Poort). De instelling zou met De Woenselse Poort in onderhandeling zijn. Klager werd echter weer beschuldigd van drugshandel. Er hebben allerlei onderzoeken plaatsgevonden. De uitslagen van alle onderzoeken waren negatief. Klager mocht weer terug naar zijn eigen afdeling. Klager weigert echter om terug te gaan naar zijn eigen afdeling en hij wenst ook niet geplaatst te worden op een andere afdeling. Er is sprake van een volledige behandelimpasse. Klager heeft vanaf 10 augustus 2020 tot halverwege oktober 2020, vanwege de lopende onderzoeken, in het separeerblok gezeten en klager zit daar momenteel nog steeds vrijwillig.

Klager wil graag resocialiseren in de regio van zijn netwerk. Het negatieve antwoord van de instelling bij klagers verzoek om overplaatsing is tegenstrijdig aan het feit dat de instelling zelf De Kijvelanden en De Woenselse Poort heeft benaderd voor overplaatsing van klager.   

Op 2 februari 2021 heeft klagers raadsvrouw het verzoek ontvangen van de instelling om het gesprek aan te gaan met klager en de instelling kennelijk om te zien hoe de weerstand van klager en de ontstane behandelimpasse kan worden doorbroken.

 

Standpunt van verweerder

Overplaatsing is vanuit behandelinhoudelijk oogpunt niet aangewezen. Klager weigert al geruime tijd mee te werken aan enige vorm van behandeling en nader onderzoek. Het bejegeningsbeleid van klager is aangepast naar aanleiding van vermoedens dat bij klager sprake is van een stoornis in het autismespectrum. Dit heeft geleid tot meer openheid en samenwerking aan de zijde van klager. Toch blijven de vertrouwenskwesties, verdenkingen en signalen omtrent handel in verdovende middelen en het gebruik van verdovende middelen onverminderd bestaan.

De instelling heeft wel een aanvraag voor uitbreiding onbegeleid verlof aan het adviescollege verloftoetsing voorgelegd. Het adviescollege acht, mede gezien klagers houding en gedrag, de gevraagde uitbreiding niet verantwoord.

Naar aanleiding van verdenkingen bij klager van handel in verdovende middelen is klager op 15 augustus 2020 in afzondering geplaatst. Klager weigert sindsdien met het behandelteam samen te werken, waardoor hij nog steeds in afzondering verblijft. Klager wil ook niet naar de intensieve zorgafdeling worden overgeplaatst. Hij is inmiddels wel in contact met personeel van de intensieve zorgafdeling. Plaatsing op de intensieve zorgafdeling hangt samen met klagers houding en gedrag. De verwachting is dat klager aldaar beter kan worden behandeld voor zijn problematiek. Klager lijkt overplaatsing naar De Kijvelanden af te willen dwingen. Om de weerstand van klager te doorbreken, zal nog een gesprek plaatsvinden tussen de instelling, klager en zijn raadsvrouw. Klager moet stappen gaan zetten en zijn gedrag gaan veranderen. Van klager kan worden verwacht dat hij stappen kan zetten. Het behandelteam probeert ook het gesprek met klager aan te gaan. Vanuit de instelling worden voldoende inspanningen verricht om klager de stap te laten zetten.

Overplaatsing naar een resocialisatie afdeling binnen een andere instelling is geen optie. Ook wordt geen meerwaarde verwacht van overplaatsing naar een reguliere afdeling binnen een andere instelling (los van de geldende wachtlijsten). Gezien klagers houding en repeterende gedrag acht de instelling het niet aannemelijk dat klager in een andere instelling een gewijzigd beeld zal laten zien. Klager zal in een andere kliniek in eenzelfde dynamiek terecht komen, hetgeen herhaling van zetten zal opleveren. Overplaatsing naar een instelling elders zal slechts tot een onnodige, verdere vertraging van het behandeltraject leiden. De wachttijd voor plaatsing in De Kijvelanden bedraagt ongeveer één jaar.

Klager heeft al in twee andere instellingen verbleven. Telkens manifesteert zich hetzelfde beeld en daarom kan worden geconcludeerd dat ook bij een plaatsing in een andere instelling hetzelfde beeld zich zal manifesteren.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel te Venray. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een instelling in de regio van zijn netwerk (Rotterdam/Amsterdam), omdat sprake is van een behandelimpasse, klager het vertrouwen in de instelling kwijt is en hij in de buurt van zijn netwerk wenst te verblijven om te resocialiseren. Klagers voorkeur gaat uit naar plaatsing in De Kijvelanden.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Uit de stukken volgt dat op 9 oktober 2020 een verzoek tot overplaatsing door klager is gediend. De instelling heeft op 23 oktober 2020 hierop gereageerd en aangegeven dat – kort samengevat – een overplaatsing nu niet wenselijk wordt geacht gelet op het repeterende gedrag van klager (waarbij klager veelvuldig in verband wordt gebracht bij drugshandel, daaropvolgend het contact met het behandelteam afhoudt en op deze wijze overplaatsing tracht af te dwingen). Bij het voortzetten van deze houding zal enig behandelperspectief in een andere instelling eveneens uitblijven.

De beroepscommissie constateert dat, hoewel de instelling overplaatsing niet wenselijk acht, de instelling op twee eerdere momenten heeft meegewerkt om klager op enig moment over te plaatsen naar een andere instelling. Daarnaast constateert de beroepscommissie dat, hoewel de instelling hierover niet spreekt, sprake is van een behandelimpasse. Klager bevindt zich al sinds augustus 2020 in een afzonderingscel op een separeergang (vanaf half oktober 2020 vrijwillig) en heeft geen enkel vertrouwen meer in de instelling. Door de kliniek wordt aangegeven dat overplaatsing naar een instelling elders slechts tot een onnodige, verdere vertraging van het behandeltraject zal leiden. De beroepscommissie constateert echter dat er vanaf augustus 2020 in het geheel geen behandeltraject is, en begrijpt dan ook niet op welke wijze dat behandeltraject nog vertraagd kan worden. Door de kliniek is naar voren gebracht dat verzoeker stappen moet zetten en zijn gedrag moet veranderen, maar de vraag is of hij dat gelet op de ontstane situatie en feitelijke behandelimpasse vanuit zijn stoornis in het autismespectrum ook kan. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat deze situatie op enig moment zal verbeteren en acht de beslissing van verweerder, inhoudende onder meer dat een overplaatsing vanuit behandeloogpunt niet is aangewezen, dan ook niet begrijpelijk.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 25 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven