Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7136/GA, 12 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7136/GA

                                   

Betreft [klager]

Datum 12 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         – zoals in beroep nader toegelicht – het uitgebrachte selectieadvies door de casemanager met het verzoek klager over te plaatsen naar een andere inrichting (A-2019-636);

b.         het handelen van de casemanager en diens nalaten klager te beschermen toen hij was geslagen door een medegedetineerde terwijl zij op de hoogte was van veiligheidsproblemen die rondom klager speelden (A-2019-637).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 22 mei 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Urbanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, […], plaatsvervangend directeur van de PI Arnhem, en […], juridisch medewerker bij deze inrichting, gehoord op de zitting van 21 oktober 2020 in de PI Lelystad.

Als toehoorder van de zijde van de RSJ was aanwezig […].

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van de ontvankelijkheid voert klager het volgende aan. Hij heeft op de klaagschriften niet de datum geschreven waarop hij kennisnam van de beslissingen, maar heeft per abuis de datum genoteerd waarop hij vermoedde dat de beslissingen waren genomen. Hij heeft later pas kennisgenomen van de beslissingen, omdat hij toen in het Pieter Baan Centrum (PBC) verbleef. Hem werd toen medegedeeld dat de PI een overplaatsingsverzoek had ingediend en dat een beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) nog zou volgen. Op dat moment heeft klager de klaagschriften ingediend. Namens klager wordt aangevoerd dat wanneer klager op de hoogte raakt van een beslissing of ergens van schrikt, dan belt hij zijn raadsvrouw. Zodra de raadsvrouw op de hoogte was, heeft zij de casemanager gebeld. Dit betekent dat klager omstreeks 17 of 18 december 2019 op de hoogte is geraakt van de beslissingen. In dat geval is de ontvangstdatum van de klachten op 24 december 2019 binnen de termijn. Zou dan nog sprake zijn van een lichte termijnoverschrijding, dan is deze volgens klager verschoonbaar aangezien hij in het PBC zat. Hij had daardoor niet op 27 november 2019 kennis kunnen nemen van de bestreden beslissingen, als deze toen al waren genomen.

Inhoudelijk voert klager het volgende aan ten aanzien van de klacht onder a. Klager heeft op zich geen bezwaar tegen de overplaatsing naar de locatie De Schie te Rotterdam. De klacht ziet dan ook niet op de overplaatsing naar die inrichting, maar op de informatie in het selectieadvies. Deze informatie zit nu ook in zijn penitentiair dossier en hij kan hiertegen niet meer opkomen. De bezwaarprocedure staat niet voor hem open, omdat hij geen bezwaar heeft tegen de overplaatsing zelf en deze procedure voorziet er niet in dat hij zich kan beklagen over een onderdeel van de inhoud van het selectieadvies. Gelet op klagers latere tbs-maatregel wordt hij wel degelijk in zijn belangen geschaad. Het opmaken van het selectieadvies staat in de taakomschrijving van de casemanager zodat dit beklagwaardig is.

Inhoudelijk voert klager het volgende aan ten aanzien van de klacht onder b. Het is voor klager een vicieuze cirkel. Telkens komt hij in inrichtingen terecht die hem beloven dat het goed komt en dat het geregeld wordt, maar elke keer komt zijn delict uit en wordt hij onvoldoende beschermd, krijgt hij klappen en wordt hij weer overgeplaatst. Dit valt onder de zorgplicht van de directie. Toen klager vanuit de PI Alphen te Alphen aan den Rijn naar de PI Arnhem werd overgeplaatst, waren ze op de hoogte van de situatie omtrent zijn veiligheid. Hij heeft dit zelf ook aangekaart en aangegeven bescherming en hulp te willen. Echter, vanaf het begin is klager onvoldoende serieus genomen en heeft de PI onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor klagers veiligheid. De directeur heeft het laten escaleren waardoor klager op 27 november 2019 is geslagen. Klager voert aan dat hiertegen vervolgens niet is opgetreden, maar dat hem werd verteld in gesprek te gaan met deze medegedetineerden. De directeur heeft zijn zorgplicht onvoldoende nageleefd.

Standpunt van de directeur

De directeur geeft aan dat het een verwarrend verhaal is ten aanzien van de genoemde data en heeft daar niets aan toe te voegen. Inhoudelijk geeft de directeur over het voorgevallen incident aan dat klager zelf op 21 oktober 2019 een verzoek tot overplaatsing heeft ingediend bij de Minister. Vervolgens zijn dingen voorgevallen op de afdeling waarover het personeel met klager in gesprek probeerde te gaan. Hierop beëindigde klager zelf boos het gesprek. Daarna werd waargenomen dat klager in een telefoongesprek aangaf een medewerker te willen neersteken. Een beveiliger heeft hiervan een melding opgemaakt. Het indienen van een overplaatsingsverzoek na voornoemde gebeurtenissen, lijkt de directeur de juiste gang van zaken.

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij neemt de beroepscommissie ten aanzien van b. in overweging dat klagers ongedateerde klaagschrift ziet op een voorval van 27 november 2019. Dit klaagschrift is ontvangen op 24 december 2019.

Ten aanzien van a. constateert de beroepscommissie dat het klaagschrift is gericht tegen het selectieadvies van 11 december 2019. Dit advies kan dus niet zijn gegeven op de door klager op het beklagformulier genoteerde datum van 17 november 2019 of 27 november 2019 (welke datum door hem ook weer is doorgestreept). Voorts is vermeld dat dit selectieadvies is besproken met klager en overigens dat hij daar ook mee akkoord is. De beroepscommissie concludeert daarom dat klager uiterlijk op 11 december 2019 op de hoogte raakte van dit selectieadvies. Het klaagschrift is op 24 december 2019 ontvangen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager gelet op het voorgaande beide klachten niet tijdig ingediend. Dat klager op 27 november 2019 is overgeplaatst naar het PBC maakt dit niet anders nu uit de stukken in het dossier naar voren is gekomen dat hij rechtstreeks zijn klaagschriften heeft ingediend bij de beklagcommissie bij de PI Arnhem en niet via of met tussenkomst van de beklagcommissie bij het PBC. Van een dergelijke verschoonbare termijnoverschrijding – of anderszins – is dan ook geen sprake. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 12 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven