Nummer R-20/6786/GM
Betreft [klager]
Datum 26 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Hoogvliet (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet op tijd zijn medicatie geleverd heeft gekregen.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft zijn beroepschrift niet van gronden voorzien. Uit het klachtformulier blijkt het volgende. Op 7 februari 2020 heeft klager een verzoekbriefje voor het bijbestellen van drie soorten longmedicatie in de bus gedaan. Op 10 februari 2020 werden maar twee soorten medicatie geleverd. Volgens navraag via het personeel bij de medische dienst zou de medicatie worden besteld en ’s avonds worden geleverd, maar dat is niet gebeurd. Klager heeft de volgende dag weer een briefje ingeleverd en door het personeel laten bellen en weer zou het ’s avonds worden geleverd, terwijl dat niet is gebeurd. Op 12 februari 2020 was zijn longmedicatie op en heeft hij weer laten bellen naar de medische dienst. Klager heeft zwaar COPD en heeft een hele dag zonder medicatie moeten doen. Pas in de middag werd zijn medicatie gebracht. Op 13 februari 2020 kreeg klager weer twee doosjes spiriva, terwijl op de doosjes stond dat het op 12 februari 2020 was geleverd. Het gebeurt meerdere malen dat hij zijn medicatie op tijd bijbestelt maar dat het steeds niet geleverd wordt. Dit is ook in oktober 2019 gebeurd en hij heeft toen verkeerde medicatie gekregen waardoor hij in het ziekenhuis is opgenomen.
Standpunt van de inrichtingsarts
Het Hoofd zorg heeft namens de inrichtingsarts het volgende meegedeeld. Medicatie wordt middels een elektronisch recept naar de apotheek verzonden. Deze levert meestal de medicatie ‘geblisterd’ (in zakjes met deeltijd) dezelfde dag en soms de volgende dag. Dit gebeurt in de maatschappij ook. Het is jammer als klager heeft begrepen dat nog die dag medicijnen zouden worden geleverd. De arts zegt daarom meestal “ik ga medicijnen voor u bestellen en waarschijnlijk zijn ze er vandaag”. Natuurlijk weet men niet meer of dit ook daadwerkelijk zo is gegaan, maar dat is wel het proces. Verder kan niet meer informatie worden gestuurd dan die de onafhankelijk arts in zijn bemiddeling heeft uitgezocht.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid klager
De beroepscommissie overweegt dat artikel 30, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) weliswaar voorschrijft dat het beroepschrift zo nauwkeurig mogelijk de redenen van het beroep vermeldt, maar verbindt in dit geval, nu klager het beroepschrift zelf heeft ingediend en niet wordt bijgestaan door een advocaat, aan het ontbreken ervan geen niet-ontvankelijkheid.
Inhoudelijk
Klager heeft op 7 februari 2020 verschillende soorten longmedicatie bijbesteld, maar één daarvan werd niet geleverd. Na nog twee keer daarom gevraagd te hebben, kreeg hij zijn medicatie pas op 12 februari 2020 in de middag. Het Hoofd zorg heeft het gebruikelijke proces met betrekking tot het leveren van medicatie beschreven, maar weet niet meer of het in dit geval daadwerkelijk zo is gegaan. In het medisch dossier staat bij 12 februari 2020 vermeld dat klager de verpleegkundige aanspreekt omdat zijn spiriva op is en dat elke keer nieuwe beloofd wordt, maar dat hij deze nog steeds niet heeft. Voorts staat er vermeld dat de spiriva nog niet is besteld en alsnog is besteld. Nu de door klager gestelde gang van zaken bevestiging vindt in het medisch dossier en niet door of namens de inrichtingsarts is weersproken, acht de beroepscommissie aannemelijk dat de voorgeschreven medicatie niet tijdig is besteld waardoor klager meerdere dagen zijn medicatie niet heeft gekregen.
Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.
Deze uitspraak is op 26 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter