Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0474/GA, 12 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/474/GA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Het Veer te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de locatie Zoetermeer, is [...], unit-directeur bij de locatie Het Veer, gehoord. Klager is op 25 april 2007 naar het paleis van Justitie te Den Haag vervoerd en niet op tijd voor de
behandeling van onderhavige zaak teruggekeerd naar de inrichting. Van het besprokene ter zitting is een verslag opgesteld, dat aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld op het verslag te reageren. Hierop
is van klager geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. geen uitleg krijgen over het medicijn syprexa;
b. het gedogen van een geneeskundige behandeling (dwangmedicatie) op 25 oktober 2006.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De informatie waarom de beklagcommissie heeft verzocht heeft de directeur per e-mail verstuurd. Deze informatie is echter niet meegenomen in de
uitspraak. Het is binnen de Foba beleid dat de behandelend arts altijd uitleg geeft aan de patiënt over de werking en bijwerking van medicatie. Dit past in de behandelvisie waarbij zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid bij de patiënt wordt gelaten en
draagt veelal bij tot de motivatie van de patiënt om medicatie te gebruiken. Op 14 oktober 2006 is een gesprek geweest met de psychiater over de medicijnverstrekking.
Het uitspuwen van de medicatie heeft niet tot dwangmedicatie geleid. Klager heeft zijn cel verbouwd en verwaarloost zichzelf. De procedure zoals bedoeld in artikel 32 van Pbw is gevolgd. De psychiater geeft een advies aan de directie omtrent eventuele
toediening van dwangmedicatie, waarna de directeur beslist. Aan de beklagcommissie is geen schriftelijke mededeling van de dwangmedicatie overgelegd omdat daarom niet is verzocht. De directeur ging er vanuit dat de commissie van toezicht daarover al
beschikte. Het is een feit dat klachten van patiënten van de Foba niet zelden zijn ingegeven door hun psychische toestandsbeeld en hierdoor niet altijd duidelijk zijn. Dit vergt extra inspanning van de directie en de beklagcommissie.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting komt naar voren dat de psychiater met klager heeft gesproken over zijn medicatie. Verder is naar voren gekomen dat de inrichting vanuit haar behandelvisie als beleid hanteert de patiënten van de Foba
te informeren over de medicatie. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat de directeur enige zorgplicht van de Pbw heeft geschonden. De beslissing van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven. Het beroep van de directeur zal gegrond
worden verklaard en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 32, eerste lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde verplichten een geneeskundige handeling te gedogen, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of
veiligheid van de gedetineerde of van anderen.
Uit de bij het beroepschrift meegezonden schriftelijke mededeling van de dwangmedicatie komt naar voren dat klager ernstig in de war was als gevolg van zijn psychiatrische aandoening. Klager heeft zijn celinventaris vernield en verwaarloosde zichzelf.
Daarnaast maakt hij een dreigende indruk en heeft zich agressief opgesteld richting zijn omgeving. Slechts door toediening van dwangmedicatie kon verslechtering van de toestand van klager worden voorkomen. Gelet hierop is de beslissing van de directeur
klager dwangmedicatie toe te dienen niet onredelijk en onbillijk. De beslissing van de beklagcommissie kan derhalve niet in stand blijven. Het beroep van de directeur zal gegrond worden verklaard en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op de onderdelen a en b alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven