nummer: 06/2646/TB
betreft: [klager] datum: 12 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 11 oktober 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens de Minister [...] van de afdeling juridische zaken van het
Ministerie van Justitie,[...], behandelaar bij het forensisch psychiatrisch centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) en mr. D.W. Gaasbeek, landsadvocaat.
Omdat het lid mr. R. Weenink plotseling verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek om hem (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelafdeling van een andere tbs-kliniek afgewezen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 24 november 1992 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 30 november 1993 geplaatst in Veldzicht.
De Minister heeft op 31 maart 1999 beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van Veldzicht, alwaar hij op 1 april 1999 is geplaatst. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing en bij tussenuitspraak nummer C99/98/TB-I van 12 oktober
1999 heeft de beroepscommissie beslist de behandeling van de zaak aan te houden en de Minister verzocht om klager in het Meijers Instituut te Utrecht te laten onderzoeken. Klager is vervolgens klinisch multidisciplinair onderzocht in het Pieter Baan
Centrum te Utrecht, waarvan rapportage op 21 juli 2000 is uitgebracht. De Minister heeft vervolgens op 22 november 2000 - op basis van de voormelde rapportage - wederom beslist tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van Veldzicht. Op 21
maart 2001 heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen plaatsing in de longstayvoorziening ongegrond verklaard ( C99/98/TB-II).
3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager verblijft al sinds 1 april 1999 in de longstayvoorziening van Veldzicht en wordt sindsdien niet meer behandeld. Verzocht is om hem (tijdelijk) over te plaatsen om zijn gedrag te onderzoeken en om
te bezien of er een begin van motivatie voor behandeling is. Bij een eerder onderzoek door de onafhankelijk seksuoloog [...]. verliep het contact niet goed. Klager had een andere verwachting van dat onderzoek. Als klager beseft dat een onderzoeker hem
bezoekt, dan laadt hij zich enorm op. Het gesprek met de seksuoloog verliep oppervlakkig. De seksuoloog heeft klager direct duidelijk gemaakt dat hij niets voor klager kon doen. Klager heeft hem gevraagd om een rapport te schrijven, maar dat heeft de
seksuoloog niet gedaan. Klager is gezegd dat hij maar met zijn behandelaar moest gaan praten, maar er zijn in Veldzicht geen deskundige behandelaars. Met behandelaar [...] kon hij niet overweg in verband met de persoonlijke situatie tussen klager en de
behandelaar.
Klager verblijft al veertien jaar in Veldzicht waarvan acht jaar in de longstayvoorziening van Veldzicht. Over en weer is het moeilijk om objectief te blijven. Klagers vorige behandelaar voelde evenmin voor overplaatsing naar een behandelafdeling.
Klager wil niet overgeplaatst worden naar een andere longstayvoorziening, maar alleen naar een behandelafdeling. Een tijdelijke plaatsing elders, bijvoorbeeld in de FPK Assen, zou klager rust kunnen bieden. Klager heeft het gevoel dat hij afgeschreven
is. Op de longstayvoorziening zijn er totaal geen behandelmogelijkheden meer.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De longstay is gericht op het bieden van stabiliteit en kwaliteit van leven. Dit betekent niet dat klager is afgeschreven. Ook op de longstay wordt een behandelings- en verplegingsplan opgemaakt en vindt toetsing plaats. Indien er in de inrichting
mogelijkheden worden gezien voor resocialisatie wordt voor klager om overplaatsing naar een behandelinrichting verzocht. Voor behandeling is het essentieel dat er openheid van zaken wordt gegeven. Klager verzet zich al jaren tegen behandeling en is
niet
behandelbaar gebleken. Bij het onderzoek van de seksuoloog B. is gebleken dat klager in het verleden blijft steken en dat er geen aanknopingspunten zijn voor behandeling. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van serieuze gedragsverandering.
Veldzicht is voldoende toegerust voor behandeling. Als klager geen openheid van zaken geeft, heeft behandeling geen zin. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
[Behandelaar] heeft de beroepscommissie een schrijven van de seksuoloog [...] getoond en verklaard dat klagers vorige behandelaar niet achter het voorstel van klager stond. [Behandelaar] ziet zelf ook geen mogelijkheden voor verandering. De patronen
herhalen zich telkens. Klager heeft grote achterdocht ten opzichte van het behandelteam. Hij laat het verleden naar voren komen en komt niet tot aan de vraag hoe het delict ontstaan is. De persoonlijkheidspathologie is nogal hardnekkig. Dit wordt ook
teruggezien in de contacten van klager met anderen. In de loop der jaren heeft er geen verandering plaatsgevonden. Als klager zou worden overgeplaatst naar een andere longstayvoorziening, dan zou hij vanuit die inrichting een nieuwe start kunnen maken.
Met klagers vorige behandelaar is gesproken over overplaatsing naar een andere longstayvoorziening. De vorige behandelaar wilde daar ook wel aan meewerken, maar klager wil alleen overgeplaatst worden naar een behandelinrichting.
4. De beoordeling
Bij de beslissing tot afwijzing van een verzoek tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, dient de Minister naar analogie van de beslissingsprocedure bij een positieve beslissing tot overplaatsing, op grond van artikel 11, tweede lid, van de
Bvt
in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of
goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Aannemelijk is dat de Minister de voormelde
eisen bij zijn beoordeling van klagers verzoek in zijn overwegingen heeft betrokken.
Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.
Uit het bij de stukken gevoegde schrijven van het plaatsvervangend hoofd van Veldzicht van 4 oktober 2006 en de meest recente wettelijke aantekeningen volgt dat sprake is van onverminderde delictgevaarlijkheid. De afgelopen jaren is er in klagers
psychopathologie niets veranderd en de kans op recidive wordt als onverminderd hoog ingeschat. Klager is niet gemotiveerd om aan zijn problemen te werken, er is geen intrinsieke motivatie voor behandeling en er is geen sprake van slachtofferempathie.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd, die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie bestaat er momenteel geen aanleiding voor een nader onderzoek van klager.
Het beroep zal, gelet op het bovenstaande, ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juni 2007
secretaris voorzitter