Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7249/GB, 4 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7249/GB

Betreft [klager]

Datum 4 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 maart 2020 beslist klagers extramurale fase van de maatregel ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders) te beëindigen en klager te plaatsen in de ISD van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 10 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

Klagers raadsman, mr. L.R. Rommy, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verwijst naar de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd en heeft hierop het volgende aangevuld.

Verweerder heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Klager is ten onrechte in een gesloten setting teruggeplaatst, omdat de gronden waarop de initiële beslissing rustte ondeugdelijk waren. Daarbij komt dat gedetineerden in een soortgelijke situatie – in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus – niet zijn teruggeplaatst. Klager heeft als gevolg van de initiële beslissing weer geruime tijd in een gesloten setting moeten doorbrengen, terwijl zijn deelname aan de extramurale fase van zijn ISD-traject allang begonnen was (de ISD-maatregel loopt bijna ten einde). Klager is daardoor een periode van zijn vrijheid beroofd geweest. Klager zou deze vrijheid wel hebben gehad op het moment dat hij buiten de inrichting had verbleven.

Klager heeft belang bij een inhoudelijke toetsing van de initiële beslissing, nu deze beslissing voor hem ernstige gevolgen heeft gehad. In het geval zou worden vastgesteld dat de initiële beslissing op onjuiste gronden is genomen, dan betekent dit dat klager ten onrechte in zijn vrijheid beperkt is geweest. Dit zou een reden vormen voor het aan klager toekennen van een (financiële) compensatie.

Standpunt van verweerder

Klager onderging een ISD-maatregel en is tijdens zijn extramurale fase teruggeplaatst, omdat hij niet langer aan de voorwaarden voldeed. Klager liep stage bij een leerbedrijf en is daar beschuldigd van diefstal. Er is geen aangifte gedaan van de diefstal, omdat dit voor klager nog meer negatieve consequenties zou hebben. Het leerbedrijf heeft echter wel klagers stage beëindigd en de school heeft zijn opleiding beëindigd.

De door klager gemaakte vergelijking met gedetineerden in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting – die gericht is op detentiefasering – gaat niet op, nu klager een ISD-maatregel onderging. Er was – hoe spijtig ook – geen reden meer om klager aan de extramurale fase van zijn ISD-traject te laten deelnemen.

3. De beoordeling

Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij op 22 augustus 2020 in vrijheid is gesteld. In beginsel zou klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter – indirect – is verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te (laten) kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klager heeft een bezwaarschrift ingediend gericht tegen de beslissing de extramurale fase van de ISD te beëindigen en hem te plaatsen in de ISD van het JC Zaanstad. Nu klager ten tijde van de bestreden beslissing reeds – bij beslissing van 13 mei 2020 – opnieuw in de extramurale fase van de ISD van het JC Zaanstad was geplaatst en hij in zijn bezwaarschrift niet om een tegemoetkoming heeft verzocht, is de beslissing van verweerder klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar juist. Om die reden wordt het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek een tegemoetkoming toe te kennen, kan gelet hierop niet aan de orde komen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 4 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven