Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6696/GM, 2 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6696/GM

Betreft [klager]

Datum 2 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat er door de inrichtingstandarts onnodig tanden zijn getrokken.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld, maar de klacht niet ontvankelijk verklaard. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. […] en de inrichtingstandarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Mr. M.H.A. Horsch heeft zich als opvolgend raadsman gesteld.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het medisch dossier is een te beknopte weergave van de consulten en de conclusies. Er wordt niet vermeld wat precies is besproken en/of geadviseerd tijdens deze consulten. Door dit gebrek, het nalaten om röntgenfoto’s te nemen en het niet afdoende informeren van klager over wat er qua behandeling gedaan zou worden, werd klager verrast op het moment dat de tandarts zestien tanden ging trekken. Klager heeft de tandarts nog gevraagd alleen zijn bovengebit te doen, maar de tandarts heeft alle tanden getrokken. De tandarts heeft slecht werk geleverd. Er zitten nog stukken resttand en wortels in klagers kaak, waarvoor hij nog naar de kaakchirurg zal moeten en waardoor hij pijn heeft. Vlak voor zijn detentie is klager nog bij de kaakchirurg geweest die de tanden heeft laten zitten. Dat de tandarts dacht dat hij parodontitis had heeft hij nooit kenbaar gemaakt. Dit was tijdelijk in verband met een leveraandoening die inmiddels is verholpen. Volgens de tandarts is op 8 januari 2020 besproken dat na een half jaar nieuwe gebitsprothesen vervaardigd zouden worden, maar het is nu 30 juli 2020 en klager heeft geen tandartshulp meer gehad en ook geen respons.  

Standpunt van de inrichtingstandarts

De tandarts heeft klager in de periode van 6 maart 2019 tot en met 8 januari 2020 gezien. Het tandheelkundig dossier wordt bijgehouden in het tandheelkundig informatiesysteem (T.I.S.) zoals dat door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gehanteerd wordt. Het medisch dossier is aan klager overhandigd via de medische dienst. Als klager de moeite had genomen persoonlijk in de tandartsbus te komen dan had de tandarts hem een en ander nogmaals uit kunnen leggen, ook dat er geen drie dossiers zijn, maar dat er één dossier is dat door drie tandartsen is ingevuld en waarin de behandelingen zijn genoteerd. Iedere tandarts heeft zijn eigen professionaliteit, waarbij iedere tandarts rekening houdt met hetgeen zijn voorganger(s) opgemerkt en voorgesteld hebben, wat niet wil zeggen dat voorgestelde behandelingen maar klakkeloos worden overgenomen. In het geval van klager is de tandarts het geheel eens met wat zijn voorgangers hebben genoteerd en wat met klager is besproken. Op 6 september 2017 is klager gezien door zijn collega. Uit diens relaas tot en met 15 augustus 2018 blijkt dat klager een prothese wilde en er is uitgelegd dat die irreversibel is. Op 30 mei 2018 staat duidelijk dat klager een prothese wil, maar die wordt door Justitie niet vergoed omdat hij eerst afgestraft moet zijn. Op 15 augustus 2018 staat dat hij per se een prothese wil, de rest dentitie kent een mobiliteit-3, een vergevorderde parodontitis, hij heeft last met kauwen en er werd met zijn goedvinden een machtiging voor een volledige prothese in de bovenkaak en onderkaak aangevraagd. Op 3 oktober 2018 is klager gezien door een andere collega. In haar verslag staat dat klager een volledig kunstgebit wil en zij laat het over aan de opvolgend tandarts die een aanvraag moet indienen en een boven- en ondergebit moet maken. Met klagers goedvinden heeft de inrichtingstandarts opnieuw een aanvraag ingediend voor een immediaat boven- en onderprothese waarbij hij klager nogmaals de hele behandelroute heeft uitgelegd. Na goedkeuring van de aangevraagde machtiging door de adviserend tandarts is hij bij klager begonnen met de vervaardiging van de gebitsprothesen. Uiteindelijk werden op

30 maart 2019 de elementen verwijderd en de prothesen geplaatst. Daarna zijn de prothesen nog een aantal maal gerebased wat gebruikelijk is. Op 8 januari 2020 hebben de tandarts en klager nog besproken dat er na een half jaar mogelijk nieuwe gebitsprothesen vervaardigd moeten worden als het resorptieproces zo goed als ten einde is. Tevens heeft de tandarts klager uitgelegd dat indien hij uit detentie is, het verstandig is om een overkappingsprothese te laten maken op implantaten. De tandarts concludeert dat klagers gebitssituatie in deplorabele toestand verkeerde en dat met klagers goedvinden de behandelingen hebben plaatsgevonden. Achterwege laten van de behandeling had hem lichamelijke schade berokkend. Als klager om welke reden dan ook toch had willen stoppen met de behandeling dan had hij daar tijd genoeg voor gehad.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

De medisch adviseur heeft geoordeeld dat de klacht van klager niet-ontvankelijk is, aangezien de klacht niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm oud) dient de klacht binnen veertien dagen na het medisch handelen waartegen de klacht zich richt te worden ingediend. Klager heeft in de derde week van maart 2019 de eerste klacht over deze kwestie ingediend en de tweede op 10 december 2019, waarvan hij een kopie heeft bijgevoegd. Op het tweede klachtformulier staat vermeld dat de gebeurtenis is geconstateerd op 4 december 2019. Klager heeft op 3 maart 2020 nog een klacht ingediend, aangezien hij op zijn eerdere klachten geen reactie ontving. Het nieuwe Hoofd zorg heeft hem aangeraden nogmaals een klacht te schrijven die zij dan kon voorleggen aan de tandheelkundig adviseur. Gelet op het voorgaande wordt klager ontvangen in zijn klacht.

Inhoudelijk

De beroepscommissie concludeert op basis van het tandheelkundig dossier en de toelichting van de inrichtingstandarts dat er geen sprake is van meerdere dossiers, maar dat drie tandartsen in hetzelfde dossier hebben gewerkt. Uit het dossier blijkt dat klager bij de voorgaande tandartsen al had ingestemd met een volledige (boven- en onder)prothese. Met klagers goedvinden heeft de inrichtingstandarts opnieuw een aanvraag ingediend voor een boven- en onderprothese waarbij hij klager nogmaals de hele behandelroute heeft uitgelegd. Het (rest)gebit van klager verkeerde parodontaal in slechte staat, zelfs al konden de elementen zelf gaaf zijn. Een prothetische oplossing was geïndiceerd, ook vanwege mogelijke toekomstige gezondheidsklachten. Klager wilde een volledige prothese. Overgang van het eigen gebit naar een prothese kan problematisch verlopen en dit is met klager besproken. Klager had de gelegenheid om de behandeling stop te zetten. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat hij werd verrast door het trekken van de tanden, maar op grond van de tandheelkundige informatie en de toelichting van de inrichtingstandarts acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager met de behandeling heeft ingestemd. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de inrichtingstandarts onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De inrichtingstandarts kon zijn diagnose stellen op basis van dat onderzoek en evenmin is gebleken dat op grond van die diagnose een onzorgvuldige afweging is gemaakt of een onjuiste behandeling is voorgesteld.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud).

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 2 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. A.A.J. Jeurissen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven