Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7460/TB, 1 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7460/TB

Betreft [klager]

Datum 1 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Naar aanleiding van een herbeoordeling, heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) op 1 juli 2020 beslist klager te plaatsen in de voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ voorziening) van de FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting), wat moet worden begrepen als een beslissing tot voortzetting van klagers verblijf in die voorziening.

Klagers raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap-A-Joe, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw (telefonisch) en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 14 oktober 2020 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager meent dat zijn verblijf op de longstayafdeling het karakter heeft van een straf nu er voor hem geen enkel perspectief is op een mogelijke terugkeer in de samenleving dan wel een hervatting van de behandeling. In 2018 is er een zorgconferentie geweest en is gesproken over verloven en klagers omgang met vrouwen. Ook is gesproken over een mogelijke plaatsing op de longcare afdeling De Pelmolen. Klager wil dit nog steeds heel graag. Klager is al tienmaal op verlof geweest, er is niets relevants gebeurd. Het advies van de instelling is alweer gedateerd. Klager verzoekt de beroepscommissie te beoordelen of een doorstroming naar een longcarevoorziening mogelijk is. Klager zou wisselend in contact zijn en soms ook uit contact. Klager heeft het gevoel het nooit goed te kunnen doen. Klager kan fel reageren richting jonge vrouwen, omdat zij komen vertellen wat hij moet doen. Dit staat los van zijn problematiek.

Standpunt van verweerder

Ingevolge het beleidskader LFPZ van 1 januari 2019 is een verblijf in een LFPZ-voorziening geïndiceerd voor TBS-gestelden die (een bepaalde mate van) langdurige beveiliging en zorg nodig hebben om te voorkomen dat ze een gevaar vormen voor anderen. Middels een periodieke toets wordt de verpleegde het perspectief geboden op een mogelijke terugkeer naar een behandelafdeling en wellicht, in een later stadium, op terugkeer naar de maatschappij. Klager is periodiek opnieuw beoordeeld en daarmee is hem, voor zover dit mogelijk is binnen de kaders van het beleid, perspectief geboden op verbetering van zijn kwaliteit van leven. Hoewel sprake is van een licht positieve lijn, achten alle betrokken deskundigen het te prematuur om op dit moment over te gaan tot opheffing van de LFPZ-status van klager. Verweerder verwijst naar het advies van FPC de Pompestichting van 4 oktober 2019. Het behandelteam acht opheffing van de LFPZ-indicatie prematuur. Ook de onafhankelijke PJ-rapporteurs en de LAP adviseren om de LFPZ-status voort te zetten. Het risico is nu te groot, de stabiliteit in het contact nog te gering en er is onvoldoende duurzaam zicht op het contact/omgang met vrouwen om de LFPZ-status te beëindigen. De beslissing van 1 juli 2020 is derhalve gerechtvaardigd. Opheffing van de LFPZ-status is thans niet veilig en verantwoord. De komende periode zal stapsgewijs worden bezien of uitstroom van klager wellicht tot de mogelijkheden behoort. Mocht binnen de reguliere verlengingstermijn van twee jaar uitstroom kunnen worden gerealiseerd, dan kan de LFPZ-status tussentijds worden beëindigd.

Verweerder meent dat er wel perspectief wordt geboden door de periodieke toetsing. Klagers omgang met vrouwen is van belang en dit dient goed en stapsgewijs te worden gevolgd. Klager reageert minder fel. Hij is de laatste periode goed in contact en de verloven lopen goed. In mei 2020 is de verlofmachtiging gewijzigd. De ontwikkeling is dus positief. Eind 2020 zullen de verloven worden geëvalueerd. Voor een overplaatsing naar de longcare afdeling De Pelmolen moeten echter nog een aantal stappen worden gezet.

3. De beoordeling

De beroepscommissie betreurt dat de behandeling van het beroep lang heeft geduurd en biedt partijen daarvoor haar verontschuldigingen aan.

Klagers situatie

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klagers tbs is op 16 maart 1982 aangevangen.

Klager verblijft sinds 17 maart 2003 in de LFPZ-voorziening van de Pompestichting.

Het beoordelingskader

In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een LFPZ-voorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken.

De toetsing van de bestreden beslissing

Op 14 december 2019 en 18 december 2019 zijn Pro Justitia-rapportages uitgebracht, die inhouden dat de LFPZ-status dient te worden voortgezet. Met het verstrijken van de jaren is sprake van een mildere persoonlijkheidspathologie. Een uitstroomtraject wordt op geleide van het verloop van klagers verloven en zijn omgang met vrouwen op termijn als mogelijkheid gezien, waarbij voorzichtige stappen moeten worden gezet. De afbouw van de beperkingen aangaande contacten met vrouwen dient verder en nauwlettend gemonitord te worden. De rapporteurs menen dat het thans beëindigen van de LFPZ-status te vroeg is en dat een nieuwe herbeoordeling al over een jaar dient plaats te vinden.

Het hoofd van de Pompestichting heeft op 4 oktober 2019 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de LFPZ-voorziening te continueren.

Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) in haar advies van 19 juni 2020 geconstateerd dat er de afgelopen jaren sprake is van een licht stijgende lijn, waarbij klager over het algemeen stabiel functioneert en redelijk in de samenwerking is. De instelling is actief bezig met het toewerken naar een uitstroomtraject. De LAP onderstreept het belang de komende periode voorbereidende stappen te zetten naar een voorziening als De Pelmolen en vertrouwt erop dat de instelling een aanvraag indient voor opheffing van de LFPZ-indicatie indien de uitstroom gerealiseerd kan worden. De LAP concludeert dat op dit moment geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject en adviseert de LFPZ-indicatie voort te zetten. 

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een LFPZ-voorziening in de rede ligt. Vooralsnog is niet gebleken dat er redenen zijn om klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een vervolgvoorziening c.q. het opstarten van een behandelpoging.

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 1 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven