Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6981/GB, 15 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6981/GB

Betreft [klager]

Datum 15 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 4 maart 2020 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 15 mei 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontving op 26 februari 2020 een positieve beslissing voor deelname aan een PP. Hij kwam door een klaplong echter plotseling in het ziekenhuis terecht. Op 1 maart 2020 heeft het ziekenhuis telefonisch aan de inrichting medegedeeld dat klager seksueel grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond. Daarom heeft verweerder klagers deelname aan het PP beëindigd.

Klager ontkent seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben vertoond. Het staat – tot op heden – al helemaal niet vast dat hij een strafbaar feit zou hebben gepleegd, zoals in de initiële beslissing staat. Er is geen aangifte gedaan. Klager is niet als verdachte aangemerkt. Gelet op het tijdsverloop ziet het er niet naar uit dat dit nog gebeurt. Er is zelfs nog geen verslag opgemaakt van de vermeende gedraging, ook niet na een uitdrukkelijk verzoek daartoe. Er is geen nader onderzoek verricht naar de beschuldiging. De beslissing tot terugplaatsing is enkel gebaseerd op een niet nader onderbouwde mededeling van het ziekenhuis.

Klagers fasering is volledig weggevallen. Klager heeft al veel verloren. De terugplaatsing is zeer ingrijpend. Klager heeft geen kans gehad om op de beschuldiging te reageren. Er is te veel onzekerheid over wat er is voorgevallen. Er is sprake van strijd met het resocialisatiebeginsel. Het is noch in het belang van klager noch in het belang van de samenleving dat klager zonder resocialisatie terugkeert in de maatschappij.

Uit het selectieadvies blijkt dat klager een positieve groei doormaakte. Het was in ieders belang dat hij die groei zou doorzetten bij een geleidelijke terugkeer in de maatschappij. De reclassering stond nog steeds achter klagers plaatsing bij De Ontmoeting. Verzocht wordt – onder meer – aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de beslissing op bezwaar. Het wordt voldoende aannemelijk geacht dat klager de gewraakte gedraging heeft gedaan en dat het ziekenhuis daarvan melding heeft gemaakt. Klager heeft zijn zienswijze in bezwaar en beroep duidelijk kunnen maken. Klagers einddatum stond niet vast, omdat er een vordering tot herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) was ingediend. (Ook) daarom voldoet klager niet aan de voorwaarden voor deelname aan een PP.

3. De beoordeling

Klager was sinds 5 december 2017 gedetineerd. Hij onderging gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld in vereniging. Daarnaast onderging hij enkele (vervangende) hechtenissen van in totaal zeven dagen.

Klager is op 11 augustus 2020 in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dat klager op dit moment (kennelijk) wederom is gedetineerd vanwege de (vordering tot) herroeping van zijn VI, maakt dat op zichzelf niet anders. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres; en

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling; en

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Klagers deelname aan het PP is beëindigd, omdat hij seksueel grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond in het ziekenhuis waar hij verbleef.

Uit een door verweerder overgelegde e-mail van een medewerker van de PI Zwolle, blijkt dat het ziekenhuis telefonisch aan de PI Zwolle heeft medegedeeld dat klager – vanaf het moment dat de beveiliging van de PI Krimpen aan den IJssel niet meer aanwezig was, omdat klagers PP (formeel) was aangevangen – seksueel grensoverschrijdend vertoonde, wat inhield dat hij masturbeerde in bijzijn van vrouwelijk ziekenhuispersoneel.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder op deze informatie mocht vertrouwen. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat dit gedrag de beslissing tot beëindiging van klagers PP, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan rechtvaardigen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 15 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven