Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8284/GA, 29 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8284/GA

Betreft [Klager]

Datum 29 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het in gevaar brengen van zijn gezondheid en veiligheid, doordat de directeur faalt zijn zorgplicht na te leven.

De beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 9 oktober 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Eh 2020-233). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft in zijn klaagschrift nauwkeurig vermeld waarover én de redenen waarom hij klaagde. Klager heeft zelfs ter nadere motivering van zijn klacht een extra schriftelijke aanvulling gedaan op 22 augustus 2020. Derhalve stelt klager dat de beslissing van de beklagcommissie onjuist is gemotiveerd. Ook dient klagers klacht wegens materiële gronden gegrond te worden verklaard. Voor de redenen waarom, verwijst klager naar zijn klaagschrift alsmede naar zijn aanvulling van 22 augustus 2020. Voorts is klager nimmer gehoord over zijn klacht. Zonder klager (rogatoir) te hebben gehoord ter zitting is de klacht – wél in aanwezigheid van de directeur – afgedaan. Met deze gang van zaken is klager het niet eens.

In een aanvullende reactie van 11 december 2020 op het beroepschrift, voert klager aan dat het hem erom gaat dat hij zich veilig mag voelen wanneer hij juist om veiligheidsredenen een ordemaatregel ondergaat. Klager heeft immers zelf ervoor gekozen om veertien dagen in afzondering door te brengen. Het heeft hem dan ook diep geraakt dat de directeur niet kon zorgen voor een behoorlijke tenuitvoerlegging van deze maatregel, nu het personeel klager op weg naar de isoleercel over een volle afdeling en luchtplaats heeft laten lopen.

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij zijn standpunt als verwoord in het eerder ingediende verweerschrift.

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Een klaagschrift vermeldt, op grond van artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een klaagschrift binnen de hiervoor bedoelde beklagtermijn, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, moeten worden ingediend. De na deze termijn ingediende gronden zijn te laat. Dit geldt met name indien klager wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het klaagschrift indient.

In het onderhavige geval heeft klager op 17 juni 2020 een klaagschrift ingediend, inhoudende dat de directeur enkele keren heeft gefaald zijn zorgplicht na te leven, waardoor klagers gezondheid en veiligheid in gevaar zijn gebracht. Daarbij heeft klager aangegeven te zijner tijd een aanvulling in te dienen. Uit klagers aanvullende reactie van 22 augustus 2020 kan worden opgemaakt dat deze is toegestuurd op verzoek van de Commissie van Toezicht. Het contact dan wel de mailwisseling waaruit dit verzoek blijkt, bevindt zich niet bij de stukken.

Nu uit de beslissing van de beklagcommissie expliciet volgt dat klagers aanvullende reactie van 22 augustus 2020 als ingelast is beschouwd en in deze aanvullende reactie de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag duidelijk naar voren komen, is naar het oordeel van de beroepscommissie voldaan aan de vereisten van artikel 61, derde lid, van de Pbw. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Inhoudelijk

De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur een algemene zorgplicht heeft. Onderdeel daarvan is het waarborgen van de veiligheid binnen de inrichting van de medewerkers en de gedetineerden.

Klager heeft aangevoerd dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden door klager op een later moment dan afgesproken over een volle afdeling en luchtplaats terug te laten brengen naar de afzonderingscel. Hierdoor is volgens klager zijn gezondheid en veiligheid in het geding gebracht, nu hij immers zelf ervoor had gekozen om uit veiligheidsoverwegingen veertien dagen in afzondering te zullen verblijven. De directeur heeft ter beklagzitting aangevoerd dat nu er in afwachting van klagers overplaatsing en in het belang van klagers eigen veiligheid een ordemaatregel aan klager was opgelegd en hij daarnaast onder begeleiding van het afdelingspersoneel naar de afzonderingscel is gebracht, aan de zorgplicht is voldaan. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel van 12 juni 2020 volgt voorts dat klager in de periode van 12 tot 18 juni 2020 overdag in de afzonderingscel zou verblijven en in de avond- en nachtelijke uren op eigen cel. De directeur heeft daarbij expliciet aangegeven dat dit logistiek gezien het een en ander met zich meebrengt, waarbij verschillende factoren een rol kunnen spelen die maken dat het tijdstip waarop klager wordt verplaatst niet met zekerheid is vast te stellen of dat ervoor moet worden gekozen klager op enig moment niet te verplaatsen, wegens bijvoorbeeld de beschikbare capaciteit van het personeel. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie gebleken dat de directeur diverse inspanningen heeft geleverd teneinde aan zijn zorgplicht te voldoen en daar in dit geval ook aan heeft voldaan. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 29 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven