Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0122/TA, 11 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/122/TA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2007 van de beklagcommissie bij de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam is klagers raadsman mr. R. Polderman gehoord. Klager en het hoofd van de inrichting hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting
te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet op verzoek insluiten van klager in zijn verblijfsruimte;
b. het door klager niet zelf kunnen beschikken over eigen geld om zijn schulden af te betalen.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van onderdeel b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Voor wat betreft onderdeel a: In de Dr. S. van Mesdagkliniek is klager het recht verleend op eigen verzoek in zijn verblijfsruimte te worden
ingesloten. Van dat recht wenst hij ook in de Pompekliniek gebruik te maken. In het kader van zijn longstaystatus is het wenselijk dat klager een duidelijke structuur wordt geboden. Het insluiten van klager in zijn verblijfsruimte heeft een gunstig
effect op zijn innerlijke rust. Het gaat daarbij niet om geluidsoverlast maar om het gevoel van klager dat de deur van zijn verblijfsruimte dicht en op slot moet zijn. Voor wat betreft onderdeel b: Klager heeft thans geen schulden meer. Hij wenst
echter
zijn beroep om principiële redenen te handhaven. Hij beschouwt het niet beschikbaar stellen van zijn geld als een inperking van zijn recht.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie is van oordeel dat hetgeen namens klager is aangevoerd onvoldoende is om de door klager gewenste afzondering toe te staan. Evenmin is aannemelijk geworden dat deze afzondering noodzakelijk zou zijn vanuit het oogpunt van behandeling
of verpleging van klager. Het hoofd van de inrichting heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen de verzoeken van klager terzake af te wijzen. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 40, tweede lid van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden berust het beheer van het eigen geld van de verpleegde bij het hoofd van de inrichting, tenzij in het verplegings- en behandelingsplan anders is bepaald. De
beroepscommissie is van oordeel dat klagers beklag betrekking heeft op algemene regelgeving waartegen geen beklag openstaat op één van de gronden zoals genoemd in artikel 56 en 57 Bvt. Klager kan om deze reden niet in zijn beklag worden ontvangen.
Omdat
de beklagcommissie klager om een andere reden niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en met verbetering van de gronden de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven