Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2479/TB, 11 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2479/TB

betreft: [klager] datum: 11 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 september 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Looman, en namens de Minister, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 26 februari 2002 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 15 maart 2004 heeft de Minister besloten klager te plaatsen in FPC Veldzicht, alwaar klager
op
19 juli 2004 feitelijk is geplaatst. Bij advies van 29 juni 2006 heeft FPC Veldzicht de Minister geadviseerd klager over te plaatsen. De Minister heeft op 26 september 2006 beslist klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek. Deze overplaatsing
is
op 3 oktober 2006 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek. De beslissing voldoet niet aan de motiverings- en zorgvuldigheidsvereisten. Aan klager is de motivering van de bestreden beslissing onvoldoende kenbaar gemaakt. De brief
van 29 juni 2006 van de algemeen directeur van FPC Veldzicht is nimmer aan klager en zijn raadsman ter hand gesteld. Klager heeft zwaarwegende argumenten die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Door de overplaatsing naar de Van
Mesdagkliniek
in Groningen is de afstand ten opzichte van het sociale netwerk van klager c.q. zijn familie aanzienlijk vergroot, waardoor het ontvangen van bezoek uiterst problematisch zal worden. Een deel van de familie en het overige sociale netwerk van klager is
woonachtig in de regio Eindhoven. De ouders van klager wonen in België. Klager wilde weggeplaatst worden uit Veldzicht en had een voorkeur voor een inrichting in de regio Eindhoven, bijvoorbeeld GGzE te Eindhoven. Klager heeft recht op een zo
humanitair
mogelijke behandeling. Dit betekent dat hij in staat moet worden gesteld daadwerkelijk contact te onderhouden met zijn sociale omgeving. Verder zal op enig moment de resocialisatie van klager dienen te geschieden in de regio Eindhoven. De plaatsing van
klager in de Van Mesdagkliniek in Groningen zal dit bemoeilijken. Daarnaast heeft klager in feite geen behandeling in FPC Veldzicht ondergaan. Kort na de bespreking van het Divisie Staf Beraad van 2 mei 2006, waarin klager heeft toegezegd aan de slag
te
zullen gaan, is besloten klager over te plaatsen. Verder volgt uit de wettelijke aantekeningen dat bij klager een omslagpunt is gekomen op het moment dat hij zich realiseerde dat hij in de Van Mesdagkliniek zou kunnen worden geplaatst. Klager heeft de
indruk dat de overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek als een drukmiddel is gebruikt en dat hij door de overplaatsing gestraft wordt. Klager heeft zich aan de afspraken gehouden en had geen negatieve houding in Veldzicht. Klager verblijft nu ruim een
half jaar in de Van Mesdagkliniek en er is nog steeds geen behandelplan opgesteld.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Door klagers voortdurende ontkenning van het door hem gepleegde delict, zijn negatieve opstelling ten opzichte van de behandeling en zijn onbetrouwbaarheid (blijkende uit de door hem
uitgevoerde illegale praktijken binnen de kliniek) heeft klager de door de inrichting ingezette behandelpogingen ondermijnd. Tijdens meerdere behandelplanbesprekingen is gezocht naar een oplossing voor de problemen waarbij drie mogelijkheden werden
besproken: herselectie; continuering van de behandeling met een tijdelijke overplaatsing binnen Veldzicht, of opname op de afdeling Motivatie en Pretherapie. De voorkeur is uiteindelijk uitgegaan naar een herselectie van klager. Dit had ook de voorkeur
van klager. Klager was zeer gemotiveerd om een nieuwe start te maken in een andere inrichting.
De bezwaren van klager tegen overplaatsing naar de Van Mesdagkliniek lijken voornamelijk te zijn ingegeven door een regionale voorkeur. Hoewel deze begrijpelijk zijn, kan hieraan geen gehoor worden gegeven. De beroepscommissie heeft in een andere zaak
overwogen dat indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden met het oog op bezoekmogelijkheden, dit zou leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van
de passantentermijn. Het belang van een snelle (over)plaatsing gaat boven regionale voorkeur. Wanneer een resocialisatietraject aan de orde is, kan bekeken worden of klager geplaatst kan worden in de regio Eindhoven. Dit is thans niet het geval. Het
beroep zal derhalve ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft kunnen komen. Klagers stelling dat hij zich aan de gemaakte
afspraken met de behandelaars heeft gehouden, is niet aannemelijk geworden. De behandeling in Veldzicht is door toedoen van klager niet van de grond gekomen, waardoor overplaatsing noodzakelijk was.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn familie kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie stelt vast dat (momenteel) het merendeel van de tbs-inrichtingen in het noorden en oosten van het land zijn
gesitueerd, terwijl veel tbs-gestelden afkomstig zijn uit het westen en hun vrienden, familie en overig sociaal netwerk veelal eveneens elders woonachtig zijn. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van
tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan
aanvangen weegt daarom in de regel zwaarder dan een eventuele regionale voorkeur. Het onderhavige geval noopt niet tot een ander oordeel. Gezien de fase van de behandeling waarin klager verkeert is er geen aanleiding hem vooruitlopend op zijn
resocialisatieproces in de regio Eindhoven te plaatsen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager over te plaatsen naar de Van Mesdagkliniek niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven