Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1231/GV, 11 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1231/GV

betreft: [klager] datum: 11 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. Roza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. C.F. Roza, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Klager meent dat hij als EG-onderdaan rechtmatig in Nederland verblijft. Klager bezit de Belgische nationaliteit. De bezwaarprocedure
met betrekking tot de ongewenstverklaring van klager loopt nog.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat klager onrechtmatig in Nederland verblijft. Klager is ongewenst verklaard, omdat hij een actuele bedreiging vormt voor de openbare
orde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie te Utrecht heeft negatief geadviseerd omdat klager tot ongewenst vreemdeling is verklaard.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4,5 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 augustus 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt het verlof geweigerd in geval de gedetineerde ongewenst is verklaard. Uit de stukken komt naar voren dat klager op 11 oktober 2005 door de minister
voor Vreemdelingenzaken en Integratie ongewenst is verklaard. Het hiertegen door klager ingediende bezwaar loopt nog.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister niet onredelijk of onbillijk is te noemen. De stelling van klager dat hij rechtmatig in Nederland verblijft omdat hij EG-onderdaan is op grond van zijn
Belgische nationaliteit, is niet ter beoordeling van de beroepscommissie, omdat tegen de beschikking van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 9 februari 2006 afzonderlijk bezwaar openstaat danwel heeft opengestaan. In deze beschikking
heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het verzoek van klager om afgifte van een document waaruit zijn rechtmatig verblijf in Nederland blijkt afgewezen. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven