Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1144/GV, 11 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1144/GV

betreft: [klager] datum: 11 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Pieters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep niet nader toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om incidenteel verlof (onder begeleiding) verzocht om zijn ouders te kunnen bezoeken. Zijn moeder zou niet in staat zijn hem in detentie te bezoeken. Het verzoek is voorgelegd aan de medisch adviseur van het ministerie van Justitie. Deze
heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat klagers moeder in staat moet worden geacht hem te bezoeken. Op grond daarvan heeft de directeur van de inrichting waar klager verblijft negatief geadviseerd. De selectiefunctionaris heeft
het
verzoek afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Oosterhoek te Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie heeft aangegeven nadere informatie te hebben ingewonnen bij de huisarts van klagers moeder en op grond daarvan negatief te adviseren ten aanzien van omgekeerd bezoek. Het ziektebeeld van klagers
moeder
was niet verslechterd en zij moet in staat worden geacht om klager met eigen vervoer te bezoeken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens – kortweg – gemeenschap met een persoon beneden de 16 jaar en kinderpornografie. Aansluitend dient hij vijftig dagen taakstraf vervangende hechtenis te ondergaan. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 december 2007. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in het totaal 222 dagen te ondergaan in verband met een tweetal hem opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en – in het
totaal – 21 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Op grond van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan (onder meer) een niet
tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
De beroepscommissie stelt vast dat uit het advies van de medisch adviseur naar voren komt dat er voor klagers moeder, anders dan door klager wordt gesteld, geen belemmeringen van medische aard zijn die een bezoek aan de inrichting zouden verhinderen.
Gelet daarop voldoet klager niet aan de eis van art. 25, eerste lid, van de Regeling. Zulks geldt temeer nu klager inmiddels vanuit Grave is overgeplaatst naar Ter Apel, welke inrichting aanmerkelijk dichter bij de woonplaats van klagers ouders is
gelegen.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven