Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7582/TA, 14 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7582/TA   

Betreft klager

Datum 14 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

1. De procedure

Het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 15 oktober 2019 en op 14 januari en 10 april 2020 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 15 juli 2020 de beklagen tegen voornoemde beslissingen ongegrond verklaard (K-2019-349, K-2020-14 en K-2020-100). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. W.C. Alberts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft namens de instelling […], jurist, en […], hoofd behandeling, via een videoverbinding gehoord op de zitting van 14 oktober 2020 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. Klager en zijn raadsvrouw hebben schriftelijk bericht af te zien van de mogelijkheid het beroep toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissingen zijn onredelijk en onbillijk en voldoen niet aan de eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Er wordt niet voldaan aan het criterium dat sprake zou zijn van ernstig gevaar voor klager zelf, anderen dan wel ernstig gevaar dat zich buiten de inrichting zou verwezenlijken. Bovendien lijkt het onder dwang toedienen van medicatie geen effect te hebben op het psychisch toestandsbeeld van klager, terwijl hij in somatische zin wel verslechtert. De weigering van klager vrijwillig medicatie in te nemen, is gelegen in het ontbreken van een noodzaak daartoe. Tegenover het gestelde perspectief op resocialisatie, wordt niet gesteld wat het perspectief zou zijn indien de antipsychotica wel aanslaat. Ook dan is de kans groot dat klager nog langdurig in de TBS-kliniek dient te verblijven. Niet is gebleken dat het gevaar alleen kan worden afgewend met behandeling met antipsychotica. Uit het verleden blijkt immers dat het toedienen hiervan geen effect heeft. Ook ten aanzien van de huidige dwangmedicatie blijkt niet dat het toedienen daarvan bijdraagt aan het verbeteren van het toekomstperspectief. Er wordt slechts met klager geëxperimenteerd. Klager heeft last van bijwerkingen, zijn somatisch toestandsbeeld verslechtert. Klager heeft recht op een adequate behandeling en kwaliteit van leven. De kans op een gunstig effect van de medicatie op de stoornis die klager wordt toegedicht, is niet nader omschreven. Zo worden er geen uitlatingen gedaan over de kans van slagen en het tijdspad. Tot op heden is niets gedaan met de overwegingen van de beklagcommissie omtrent de onderbehandeling van klager, in overleg te treden met de universiteit en het inschakelen van een boeddhistische priester. Klager krijgt thans geen medicatie meer nu daarmee kennelijk niet het beoogde resultaat werd verkregen. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en verzoekt om een tegemoetkoming.

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling heeft een periode ingelast waarin klager geen medicatie is verstrekt om te beoordelen wat de effecten hiervan zijn. De bijwerkingen die klager ervaart zijn niet afgenomen. De instelling leidt hier uit af dat de bijwerkingen niet door de medicatie worden veroorzaakt, maar zijn te herleiden tot klagers schizofrenie. Het voornemen is de medicatie (clozapine) weer op te starten conform de richtlijnen. Klager heeft een psychische stoornis. Het AMC heeft de instelling geadviseerd de richtlijn schizofrenie te volgen. Klager is aangenomen voor plaatsing in de longcare van De Voorde en staat op de wachtlijst. Voor de overstap is het nodig dat klager wordt ingesteld op medicatie. Klager vertoont weliswaar geen symptomen die duiden op een psychische stoornis, maar hij geeft geen openheid tijdens de gesprekken die met hem worden gevoerd. Verder is er te weinig behandeldruk om de symptomen tot uitdrukking te laten komen. Het behandelteam heeft het vermoeden dat die psychotische symptomen er wel zijn, het psychiatrisch beeld is onveranderd gebleven.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 16c, eerste lid, in verbinding met het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de (psychische) stoornis van de geestesvermogens van de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt). Op grond van artikel 16c, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling, als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

Uit de door het hoofd van de instelling verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van schizofrenie, hij is chronisch psychotisch. Een medicamenteuze behandeling wordt door de instelling noodzakelijk geacht om het behandeltraject op te starten en toe te werken naar resocialisatie. Klager weigert echter al lange tijd behandeling met medicatie. De instelling wijt de omstandigheid dat klager thans geen agressie vertoont aan zijn inactiviteit, lage behandeldruk en het niet verlenen van openheid in de gesprekken die met hem worden gevoerd. De instelling vermoedt dat het psychiatrisch beeld onveranderd is gebleven. Tevens is gebleken dat de instelling de casus heeft besproken met externe partijen. Zo heeft de instelling overleg gevoerd met twee psychiaters werkzaam bij het AMC die hebben geadviseerd de richtlijn schizofrenie te volgen. Ook is bij de stukken gevoegd een verklaring van 7 april 2020 omtrent de noodzakelijkheid van a-dwangbehandeling van een onafhankelijk psychiater die concludeert dat zonder een antipsychotische medicamenteuze behandeling van klager sprake is van agressie tegen personen en maatschappelijke teloorgang. De onafhankelijke psychiater acht het van groot belang dat klager voldoende psychiatrisch zal stabiliseren zodat hij veilig kan resocialiseren. De beroepscommissie begrijpt in dat verband dat een medicamenteuze behandeling tevens noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor verloven en om een overplaatsing naar de longcare De Voorde mogelijk te maken. De beroepscommissie stelt tevens vast dat de instelling heeft gereageerd op de klachten en bijwerkingen die klager ervaart, uitmondend in een tijdelijke stopzetting van de medicatie. De medicatie die is toegediend heeft tot enige voortgang van de behandeling geleid.

Gelet op het voorgaande en gezien de eerdere beslissing om een a dwangbehandelingstraject te starten, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de a-dwangbehandeling voort te zetten.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van het hoofd van de instelling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 14 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven