Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5682/TA, 19 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Nummer          R-20/5682/TA  

Betreft [klager]

Datum 19 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de urinecontroles van 22 en 23 oktober 2019.

De beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 26 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (OV 2019-90). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en namens het hoofd van de instelling, […], jurist, gehoord op de zitting van 9 september 2020 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager werd gedwongen medewerking te verlenen aan een urinecontrole omdat een geurspoor op de afdeling werd aangetroffen door de (drugs)hond en een dag later omdat een medepatiënt had geweigerd urine te leveren. Klager heeft helemaal niets met drugs te maken, dit staat in zijn dossier. Klager staat niet bekend als gebruiker of dealer. Toch moest klager medewerking verlenen aan de urinecontrole (UC). De RSJ heeft enkele jaren geleden uitspraak gedaan dat collectief straffen niet mag. Volgens klager is sprake van collectief straffen. Klager begrijpt dat de instelling het verboden middelengebruik in de instelling wil aanpakken, maar meent dat de instelling die mensen moet pakken die daar iets mee te maken hebben, klager moeten ze met rust laten. Klager ervaart veel last van urinecontroles, aangezien dit volgens hem raakt aan een trauma in zijn voorgeschiedenis.

Klager heeft nooit drugs gebruikt en heeft ook gedurende zijn tbs nooit positief gescoord op het gebruik van drugs. Ook zijn indexdelict heeft niets te maken met drugsgebruik. Klager wordt gestraft omdat iemand op de afdeling een UC had geweigerd. Klager verzet zich tegen deze vorm van collectieve penitentiaire aansprakelijkheid. Het op deze grondslag ondergaan van een UC is onrechtvaardig, ongelijk en willekeurig. 

Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toegelicht dat hij eind januari is verhuisd naar de resocialisatieafdeling. Er zijn inmiddels maatwerk-afspraken gemaakt met hem over de wijze waarop bij hem de UC wordt uitgevoerd. Hij heeft tweemaal op de nieuwe manier een UC gehad en dat verliep prima. Het groepsgewijs afnemen van een UC wordt niet meer gedaan.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Op 26 augustus 2019 is het drugsbeleid aangescherpt omdat er sprake was van een drugsproblematiek in de instelling. De instelling wilde inzichtelijk hebben hoe wijd verspreid in de instelling dit probleem zich voordoet. Het is algemeen beleid een UC af te nemen ter handhaving van de orde en veiligheid in de instelling. De UC is geen straf. In december 2019 is het nieuwe beleid geëvalueerd en is het uitgangspunt de gehele groep aan een UC te onderwerpen losgelaten. Het aangescherpte beleid geldt ook voor de resocialisatieafdeling waar klager verblijft. Bij klager is in totaal viermaal een UC afgenomen. Voor klager is gezocht naar een afwijkende manier voor het afnemen van een UC gelet op de problemen die hij daarbij ondervindt.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 24 van de Bvt kan het hoofd van de instelling, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling een verpleegde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.

Drugsgebruik en –bezit heeft een ontregelend effect op het behandelklimaat in de instelling. Het hoofd van de instelling heeft ter zitting van de beroepscommissie toegelicht, dat er in de instelling sprake is van drugsproblematiek en dat de instelling de omvang hiervan inzichtelijk wilde hebben. Het beleid is daarop met ingang van 26 september 2019 aangescherpt, inhoudende dat na een positieve UC of een hond die tekent, een weigering UC, een verdunde UC of bij het ruiken van een wietlucht, alle groepsgenoten van de betreffende patiënt of afdeling een UC aangezegd krijgen. De bij klager afgenomen UC’s van 22 en 23 oktober 2019 zijn een gevolg van dit aangescherpte beleid. De beroepscommissie is van oordeel dat de afgenomen UC’s niet in strijd zijn met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kunnen worden beschouwd. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat in december 2019 na een evaluatie dit beleid is afgeschaald en voor klager een individuele oplossing is gevonden voor de problemen die hij ondervindt bij een UC. De UC is een maatregel in het kader van de orde en veiligheid in de instelling en geen straf. De omstandigheid dat klager dit wel als een straf heeft ervaren, betekent niet dat dit als zodanig heeft te gelden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden, in  tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 januari 2021

secretaris        voorzitter

Naar boven