Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7737/TA, 13 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7737/TA             

Betreft [klager]            Datum 13 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  een afzonderingsmaatregel (en het voortduren c.q. de verlenging daarvan), vanwege medicatieweigering en ontregeling als gevolg daarvan, ingaande op 4 juli 2020 (HK2020/57);

b.  de verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: b dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden, ingaande op 22 juli 2020 (HK2020/59).

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 6 augustus 2020 beklag a. gedeeltelijk (formeel) gegrond en gedeeltelijk (inhoudelijk) ongegrond verklaard, daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,-, en beklag b. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw en namens de instelling […], jurist, […], plaatsvervangend hoofd en […], psychiater, gehoord op de digitale zitting van 16 december 2020. Mw. E.W. Bevaart, senior secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

2. De beoordeling

Beklag a.

Nu geen beroep kan worden ingesteld tegen een gegrondverklaard (gedeelte van een) beklag, begrijpt de beroepscommissie het beroep inzake beklag a. als enkel te zijn gericht tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van het beklag en de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan – voor zover in beroep aan de orde – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder b, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een b dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts (doorgaans de behandelend psychiater) volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde binnen de instelling doet veroorzaken, af te wenden. Bij een b dwangbehandeling moet het gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de instelling.

Voordat het hoofd van de instelling beslist dat b-dwangbehandeling wordt toegepast, overlegt hij op grond van artikel 34, eerste en tweede lid, Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) met de arts die de b dwangbehandeling noodzakelijk acht, het afdelingshoofd en de psychiater die verantwoordelijk is voor de behandeling als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van klager. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend.

Bij een b dwangbehandeling gaat het om personen die vanwege hun gedrag gevaar in de instelling opleveren en waarbij dreiging van gevaar op zichzelf al voldoende kan zijn. Het gaat in deze gevallen doorgaans om agressief gedrag van de betrokkene naar zichzelf of derden of hinderlijk gedrag van de betrokkene waardoor agressie van anderen kan worden opgeroepen of om zodanige verstoring van het leefmilieu op de groep dat groepsgenoten ernstig benadeeld worden in hun behandelingsproces. Bij de b dwangbehandeling kan het gaan om direct gevaar maar ook om de dreiging van gevaar, die naar inschatting van de instelling zonder medicatie is te verwachten. Bij de b dwangbehandeling hoeft geen sprake te zijn van de noodzaak tot ogenblikkelijk ingrijpen met medicatie.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie in het licht van het voorgaande niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Voor dat oordeel is met name van belang dat klager is gediagnosticeerd met een schizo-affectieve stoornis (een combinatie van een bipolaire stoornis en schizofrenie). Die diagnose is niet wezenlijk nieuw. Deze stond ook al opgenomen in de kernproblematiek in het behandelplan. De stoornis maakt dat klager snel kan ontregelen. Bij de start van de procedure voor een b-dwangbehandeling bleek er bij klager sprake van een ontregeling die kon worden verklaard door het niet innemen van noodzakelijke medicatie (antipsychoticum). In het verleden is gebleken dat dergelijke ontregelingen bij klager kunnen leiden tot ernstig gevaar. Het geven van medicatie kan een ontregeling weer stabiliseren en daarmee het (dreigende) gevaar doen verminderen.

Gelet op het voorgaande is door het hoofd van de instelling voldoende duidelijk gemaakt waarom het starten van een b dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk werd geacht om het gevaar af te wenden dat de stoornis van klager binnen de instelling deed veroorzaken. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis dreigend gevaar veroorzaakte en dat een geneeskundige behandeling volstrekt noodzakelijk was om dit gevaar af te wenden. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van het hoofd van de instelling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om bij klager b dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, ten aanzien van beklag b. met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 13 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven