Nummer 21/19311/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 12 januari 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur) heeft op 4 januari 2021 beslist verzoeker uit te sluiten van het uitgebreide dagprogramma.
Verzoekers raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Namens verzoeker wordt gesteld dat de motivering van de directeur feitelijk onjuist is. Het aangehaalde gesprek heeft volgens verzoeker in het geheel niet plaatsgevonden. Hij was wel uitgenodigd voor dit gesprek, maar mocht daar niet naartoe. Verzoeker stelt dat hij dus ook niet heeft aangegeven niet mee te willen werken aan uitzetting. Verder betwist verzoeker dat hij niet zou meewerken in het achterhalen van zijn identiteitsdocumenten, zowel zijn paspoort als identiteitskaart zijn in de PI aanwezig.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker naar de PI Ter Apel is overgeplaatst in het kader van een ISD- en VRIS-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders en Vreemdeling In Strafrecht). De directeur geeft aan dat verzoeker hiermee is uitgesloten van het hernieuwde toetsingskader voor promoveren en degraderen. Verder geeft de directeur aan dat verzoekers re-integratietraject is gericht op het buitenland (Marokko) in plaats van Nederland aangezien hij na zijn detentie Nederland zal moeten verlaten. Vanuit de PI Ter Apel wordt daarom gewerkt aan de terugkeer naar het land van herkomst door middel van een vertrekplan met inachtneming van het persoonlijke verblijfsplan. Gedurende dit traject wordt verzoeker gemotiveerd tot terugkeer en wordt hij ook wekelijks gemotiveerd om alsnog deel te nemen aan interventies. De directeur geeft aan dat uit de gegevens van de vorige inrichting waar verzoeker verbleef, de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, en de meerdere gesprekken die zijn gevoerd in de PI Ter Apel naar voren komt dat verzoeker niet mee wil werken aan het vertrek uit Nederland en dat hij evenmin de hiervoor benodigde acties heeft ondernomen. Verzoeker was op 16 december 2020 uitgenodigd voor een gesprek met een regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek en zijn casemanager, maar verzoeker heeft geweigerd deel te nemen aan dit gesprek en evenmin aangegeven waarom hij verhinderd zou zijn hieraan deel te nemen. De directeur benadrukt dat verzoeker niet is geweigerd deel te nemen aan dit gesprek. Daarnaast blijkt volgens de directeur uit navraag bij het personeel dat verzoekers paspoort of identiteitskaar niet aanwezig zijn in de PI Ter Apel en dat hij ook niet de benodigde acties heeft ondernomen om dergelijke documenten aan te leveren. De directeur geeft aan dat gelet op verzoekers gedrag een belangenafweging heeft plaatsgevonden. Verzoeker is een stabiele factor op de afdeling, maar succesvol vertrek uit Nederland vraagt inzet van verzoeker zelf en de nadruk ligt op zijn eigen verantwoordelijkheid, gedrag en motivatie. Indien verzoeker wel wil meewerken aan zijn terugkeer naar Marokko, kan hij de aankomende zes weken de benodigde acties uitvoeren en gesprekken voren om dit te bewerkstelligen.
Gelet op het door de directeur omschreven gedrag van verzoeker kan de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet op voorhand onredelijk of onbillijk worden geacht. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 12 januari 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.
secretaris voorzitter