Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7757/GA, 21 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7757/GA

              

Betreft [klager]

Datum 21 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 5 augustus 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verwezen wordt naar het klaagschrift van 5 augustus 2020 dat is gericht tegen de voorgenomen beslissing van 31 juli 2020. De directeur is binnen drie werkdagen na de voorgenomen beslissing al overgegaan tot het nemen van de definitieve beslissing. Dat is een onredelijke termijn. Klager is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Hij heeft nauwelijks met zijn raadsman kunnen overleggen. Dit is in strijd met artikel 57, eerste lid, van de Pbw. Klagers raadsman is niet in kennis gesteld van de voorgenomen beslissing. Hij heeft daarop dus niet kunnen reageren, anders dan met het indienen van het klaagschrift dat kennelijk niet is gezien voordat de definitieve beslissing is genomen. In de voorgenomen beslissing is ook niet opgenomen dat daartegen een klaagschrift kan worden ingediend. Dat is in strijd met artikel 58, vierde lid, van de Pbw. In de definitieve beslissing is niet opgenomen binnen welke termijn klager zijn beklag of beroep moet instellen. Ook dat is in strijd met voornoemde bepaling.

 

Standpunt van de directeur

Verwezen wordt naar de reactie op het schorsingsverzoek (S-20/4155/SGA). Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. De beroepscommissie begrijpt voorts dat er een behandelplan was en zij gaat ervan uit dat daarin is voorzien in de mogelijkheid om een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

 

Formele vereisten

De voorgenomen beslissing is op 31 juli 2020 om 15:54 uur aan klager uitgereikt. De definitieve beslissing (de bestreden beslissing) is op 5 augustus 2020 genomen. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt voorts dat de voorgenomen beslissing naar klagers raadsman is verstuurd. Dat staat ook in de voorgenomen beslissing. De beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Er is dus niet gebleken van strijd met artikel 22e, eerste lid, van de Pbw. Klagers raadsman heeft kennelijk geen bezwaren ingediend naar aanleiding van de voorgenomen beslissing. Hij heeft wel een klaagschrift ingediend, maar tegen een voorgenomen beslissing staat geen beklag (of beroep) open. Er is geen wettelijke plicht om de raadsman te horen. Klager is zelf wel gehoord. De bestreden beslissing is dus niet in strijd met de formele vereisten waarop de raadsman zich beroept.

 

Inhoudelijke beoordeling

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager – die sinds 17 juli 2020 in het PPC van de PI Vught verbleef en een psychiatrische voorgeschiedenis heeft – is sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Dit uit zich in wanen en  grootheidsideeën. Zo zegt hij dat hij de prins van Syrië is en praat hij over de invloed van de maffia op zijn leven. Daarnaast is sprake van snel oplopende agitatie en maakt hij een oninvoelbare en achterdochtige indruk. Klager is in het PPC geplaatst vanwege vijandig en explosief gedrag, waarbij hij meerdere agenten heeft bespuugd (in coronatijd). Hij kwam tijdens zijn verblijf in het PPC in toenemende mate dwingend en dreigend over in contact. Zo heeft hij personeel herhaaldelijk met de dood bedreigd.

Hoewel klager sinds de toepassing van een b-dwangbehandeling beter te sturen is – de agitatie is afgenomen – maakt dat niet dat verdere adequate behandeling niet noodzakelijk is, aldus de behandelend psychiater. Klager wijst het gebruik van medicatie af. De onafhankelijk psychiater overweegt tevens dat de kans dat klager zonder (dwang)medicatie terugvalt in een psychotisch toestandsbeeld, reëel is. De verwachting is dat met toepassing van de a dwangbehandeling de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis verder zullen afnemen zodat het gevaar dat klager agressie jegens anderen zal laten zien en het gevaar voor maatschappelijke teloorgang dan wel verwaarlozing, zal verminderen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 21 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven