Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4683/GA, 19 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4683/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 19 januari 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet tijdig ontvangen van zijn spullen na zijn overplaatsing naar de PI Lelystad, waardoor de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 15 augustus 2019 het beklag ongegrond verklaard (PL-2019-372 en PL-2019-414). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over het tijdsverloop tussen het indienen van de klaagschriften en de uitspraak van de beklagcommissie, stelt de beroepscommissie voorop dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan het overschrijden van de in artikel 67, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet genoemde termijnen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij overweegt de beroepscommissie het volgende. Ten aanzien van de USB-stick is namens klager aangevoerd dat daar slechts een deel van het totale dossier op stond. Veel belangrijke processtukken stonden enkel op papier. Klager stelt dat hij gelet daarop zich niet heeft kunnen voorbereiden op de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, hetgeen een schending is van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken naar voren komt dat klager op 1 en 4 juni 2018 een zitting had. Verder volgt hieruit dat klager op 15 maart 2018 in de PI Lelystad is binnengekomen en dat hij toen al zijn USB-stick had meegenomen. De directeur heeft klager een laptop ter beschikking gesteld om zijn zitting digitaal te kunnen voorbereiden. De beroepscommissie overweegt dat toen klager constateerde dat het dossier op de USB-stick niet compleet was, hij dit (eerder) kenbaar had kunnen maken aan de directeur, zijn raadsman en/of het Openbaar Ministerie teneinde ervoor te zorgen dat hij tijdig en volledig over het digitale of het papieren dossier kon beschikken. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden dan wel dat artikel 6 EVRM is geschonden. Het kan aan de directeur van de PI Lelystad niet worden tegengeworpen dat kennelijk de uit de verstrekkende inrichting verzonden goederen enige tijd in het magazijn van DV&O zijn blijven liggen. Daarbij is mede van belang dat uit de stukken volgt dat vóór 17 mei 2018 door de directeur navraag is gedaan naar klagers goederen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 19 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven