Nummer: 07/723/GB
Betreft: [klager] datum: 6 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 maart 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klagers raadsvrouw, mr. C.P. van Dijk, heeft het beroepschrift aangevuld.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting voor stelselmatige daders (ISD) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 24 december 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is de ISD-maatregel opgelegd. Klager is gemotiveerd om mee te werken aan het traject. In de loop van het traject is het een en ander fout gegaan, waardoor klager geen vertrouwen meer heeft in de mensen van het traject Terugdringen Recidive
(TR) van de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld. Men komt de beloften niet na. Het gevolg is dat klager nu in een sober regime zit en tot TR-weigeraar is bestempeld. Klager heeft geen vertrouwen meer in de mensen van de gevangenis/ISD in Vught.
Blijkens de wetsgeschiedenis staat bij de ISD-maatregel de beveiliging van de samenleving en de behandeling van de gedetineerde voorop. Leedtoevoeging is nadrukkelijk niet het (primaire) doel van de maatregel. Gedurende de tenuitvoerlegging van de
maatregel heeft klager zich steeds ingezet om zijn voordeel te doen met de maatregel. Dit heeft echter niet mogen baten. Doordat klager op dit moment de maatregel, ondanks zijn inzet, ondergaat in sober regime, heeft de maatregel thans een overwegend
punitief karakter. Dit is strijdig met de bedoeling van de wetgever. Nu de behandeling van de ISD-geplaatste voorop dient te staan en nu klager zelf zeer gemotiveerd is ten aanzien van zijn behandeling en hierbij veel betrokkenheid heeft getoond, dient
de mogelijkheid tot behandeling te prevaleren boven het beleid een ISD-geplaatste te plaatsen in de ISD-inrichting behorend bij het arrondissement waarbinnen de maatregel is op gelegd. Dit geldt temeer nu de verstoring van de verhoudingen niet, althans
niet in overwegende mate, aan klager te wijten is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een andere ISD-inrichting. Grond voor zijn verzoek is de verstoorde relatie met personeel van de gevangenis/ISD in Vught. Klager heeft de maatregel opgelegd gekregen van de Rechtbank Maastricht. Gedetineerden
die de ISD-maatregel krijgen opgelegd binnen dit arrondissement, ondergaan het intramurale gedeelte van de maatregel in de PI Vught. Slechts wanneer er sprake is van noodzaak is tot plaatsing in een bijzondere voorziening wordt hiervan afgeweken.
Hiervan is bij klager geen sprake. Ten aanzien van de problemen die klager ondervindt in Vught kan hij zich wenden tot de directie. Mocht hij er daarmee niet uitkomen, dan kan hij zich wenden tot de commissie van toezicht.
4. De beoordeling
Aan klager is door de Rechtbank Maastricht de ISD-maatregel opgelegd. Hij ondergaat deze ISD-maatregel in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught, hetgeen gebruikelijk is voor gedetineerden die door de Rechtbank Maastricht zijn veroordeeld.
Onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is van omstandigheden die aan een verblijf in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld in de weg staan. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 6 juni 2007
secretaris voorzitter