Nummer 20/16742/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 30 december 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft op 24 december 2020 de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, verlengd met zes dagen wegens nieuwe coronabesmettingen op de afdeling, ingaande op 26 december 2020 om 15:00 uur en eindigend op 1 januari 2020 om 15:00 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker stelt dat zijn afdeling ten tijde van de oplegging van de ordemaatregel op 16 december 2020 voorstelde meteen te testen op het coronavirus, maar dat zij geen gehoor kregen. Verzoeker geeft aan dat hij de eerste twee dagen milde klachten heeft gehad, maar nooit koorts en ook geen verdere klachten. Verzoeker kan niet koken en mag maar een half uur per dag luchten, wat niet wettelijk is. De directie had meteen moeten gaan testen. Verzoeker heeft steeds meegewerkt maar wordt nu gestraft door verkeerd beleid van de directeur.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 16 december 2020 aan verzoeker een ordemaatregel van tien dagen plaatsing in afzondering is opgelegd, omdat een medegedetineerde op zijn afdeling besmet bleek te zijn met het coronavirus. Op 24 december 2020 is deze ordemaatregel verlengd naar aanleiding van nieuwe besmettingen met het coronavirus van meerdere gedetineerden op verzoekers afdeling. De directeur geeft aan dat de inrichting hierbij niet kan uitsluiten dat er toch een vorm van nauw contact is geweest met de besmette gedetineerden. Deze ordemaatregel geldt voor alle gedetineerden op de afdeling met als doel om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De directeur geeft verder aan dat het gaat om een afdeling waar veertien gedetineerden verblijven. Zij hebben apart programma gekregen om te voorkomen dat het virus zich verspreidt. Dit betekent ook dat alle gedetineerden apart worden gelucht waardoor het niet mogelijk is om langer te luchten dan 30 minuten. Normaliter wordt de gedetineerden een dagprogramma aangeboden waarin rekening wordt gehouden met het luchten van alle afdelingen verdeeld over diverse luchtplaatsen. In het huidige programma is meer tijd nodig om iedereen een luchtmoment aan te bieden waardoor een uur luchten niet haalbaar is. Dit is tijdelijk van aard en vervalt op het moment dat de quarantaine is opgeheven. De directie geeft aan te begrijpen dat dit een moeilijke tijd is voor de gedetineerden. Er is gekeken naar wat hen kan worden aangeboden om deze tijd zo goed mogelijk door te komen. Zo worden extra films gedraaid en worden extra fruit en pizza’s aangeboden. Verder geeft de directeur aan dat over voornoemd beleid en genomen beslissingen steeds nauw contact met de afdeling Zorg is. Dagelijks vindt overleg plaats in een speciaal ‘coronateam’.
De voorzitter overweegt als volgt.
Uit de stukken komt naar voren dat sinds de oplegging van de eerdere ordemaatregel toch nieuwe besmettingen hebben plaatsgevonden op verzoekers afdeling. Uit deze stukken volgt ook dat niet is voldaan aan de hoorplicht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende gebleken dat in onderhavig geval sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, gelet op onder meer de besmettingen van personen met het coronavirus in de locatie Zuyder Bos en de nieuwe besmettingen sinds de eerste oplegging van de ordemaatregel van 16 december 2020. De voorzitter overweegt hiertoe ook dat verzoeker op 21 december 2020 was geïnformeerd over de lockdown en dat nogmaals op 24 december 2020 aan alle gedetineerden een brief is gestuurd met informatie over de situatie en getroffen maatregelen in de locatie Zuyder Bos.
De voorzitter overweegt verder dat gedurende de quarantaine niet wordt voldaan aan het wettelijk recht de gedetineerde in de gelegenheid te stellen dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Echter, voorgaande hoeft naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand tot toewijzing van het verzoek te leiden nu onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden alleen een programma met 30 minuten per dag kan worden geboden.
Gelet op al het voorgaande is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – zorgvuldig tot stand gekomen en is voldoende gebleken dat de verlenging van de ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is. De beslissing van de directeur is niet zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek moet worden toegewezen. Het verzoek zal worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 30 december 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.
secretaris voorzitter