Nummer R-20/6257/GB
Betreft klager
Datum 17 september 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een huis van bewaring (HVB) in de regio Rotterdam.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 26 februari 2020 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. S.C. van Paridon, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het is voor klagers familie, in het bijzonder zijn dochter, praktisch niet mogelijk klager te bezoeken in verband met de grote reisafstand, de invloed op een baan en de reiskosten. Klager en zijn dochter hebben een sterke band met elkaar vanwege het overlijden van de moeder. Klagers dochter woont in [plaatsnaam] en klager wil daarom overgeplaatst worden naar een HVB in de regio Rotterdam, zoals de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht of de PI Nieuwegein. In dat geval zou klager – die de beslissing tot eerste plaatsing in de locatie Roermond niet betwist – nog altijd in een aanpalend arrondissement van vervolging geplaatst zijn, zoals nu ook het geval is. Daarnaast liggen de PI Dordrecht en de PI Nieuwegein, waar plek beschikbaar is, dichter bij de rechtbank van vervolging, te weten de rechtbank ‘s-Hertogenbosch. De locatie Roermond en het Openbaar Ministerie (OM) hebben geen bezwaar tegen een overplaatsing.
In een reactie op het standpunt van verweerder heeft klagers raadsman toegelicht dat het ondenkbaar is dat klagers strafzaak dit jaar nog afgedaan zal worden. Klager is medeverdachte in een mega-zaak (Operatie Alfa) en de voorlopige hechtenis zal naar verwachting nog ten minste twaalf maanden duren. Daarnaast is juist de combinatie van de wisselende werkdiensten van klagers dochter en de reisafstand de reden die het bezoek frustreert. De hoge reiskosten zijn een bijkomend argument.
Standpunt van verweerder
Klager is op grond van artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) geplaatst in het HVB van de locatie Roermond. De PI Dordrecht en de PI Nieuwegein liggen niet aanpalend aan het arrondissement van vervolging. Het OM houdt in zijn advies geen rekening met de plaatsing op grond van wet- en regelgeving. Eventuele bezoekproblemen zijn inherent aan detentie en vormen, buiten bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. De reiskosten kunnen wellicht beperkt worden door klager één keer per week te bezoeken en te reizen met het OV. Uit de bezoekerslijst van de locatie Roermond komt naar voren dat klager meermalen bezoek heeft ontvangen, onder andere van zijn dochter. Hij is derhalve niet verstoken van bezoek. Als klager wordt veroordeeld, kan hij een verzoek indienen tot plaatsing in een gevangenis in de regio Rotterdam.
In een nadere reactie op de nagekomen toelichting van klagers advocaat geeft verweerder aan dat er op het moment van beschikken geen plek beschikbaar was in een PI gelegen in een aanpalend arrondissement van vervolging. In de locatie Roermond was direct plek beschikbaar. Met betrekking tot het bezoek van klagers dochter wordt niets miskend, maar is enkel benoemd dat klager recht heeft op één uur per week bezoek.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in het HVB van de locatie Roermond. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een HVB in de regio Rotterdam, zoals de PI Dordrecht of de PI Nieuwegein, omdat klagers dochter praktisch onmogelijk op bezoek kan komen in verband met haar werk en de reisafstand van Rotterdam naar Roermond.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.
Uit het selectieadvies van de locatie Roermond van 20 januari 2020 komt naar voren dat klager – die sinds 28 november 2019 gedetineerd is – verdachte is in een mega-zaak, betreffende handel in drugs, handel in wapens, witwassen en lidmaatschap van een criminele organisatie. Sinds de aanvang van zijn detentie is klagers dochter twee keer bij hem op bezoek geweest in de locatie Roermond. Ook heeft hij meermalen bezoek van anderen ontvangen. Uit de stukken komt naar voren dat het voor klagers dochter praktisch en financieel erg moeilijk is om haar vader in de locatie Roermond te bezoeken. Dit is onderbouwd met stukken. Klager en zijn dochter hebben een zeer goede band met elkaar. Verder volgt uit de stukken dat het OM heeft geen bezwaar heeft tegen een overplaatsing van klager.
Gelet op het voorgaande en nu niet is gebleken van enig ander belang dat zich zou verzetten tegen klagers overplaatsing, is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Penitentiaire beginselenwet een dergelijke mogelijkheid niet kent.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 17 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter