Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4391/GA, 24 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-19/4391/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 24 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het kwijtraken van klagers dossier dat zijn advocaat op 25 maart 2019 heeft afgegeven bij de inrichting.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 23 juli 2019 het beklag ongegrond verklaard (NM2019/307). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Lammers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt dat hij het afschrift van de uitspraak van de beklagrechter op 2 augustus 2019 heeft ontvangen en dat er derhalve namens hem tijdig beroep is ingesteld.

De beslissing om in de beklagprocedure geen hoorzitting te laten plaatsvinden, is onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd. Zodoende is het recht op hoor en wederhoor geschonden en kan niet worden gesproken van een zorgvuldige voorbereiding. Klager vindt dat hij onvoldoende in zijn belangen is erkend.

Inhoudelijk stelt klager zich in beroep op het standpunt dat zijn raadsvrouw op 8 april 2019 een dossier aan klager heeft verzonden per post. Dit dossier is niet bij klager aangekomen. Op 25 april 2019 heeft klagers raadsvrouw een dossier aan de balie van de PI afgegeven. Dit dossier is eveneens niet bij klager aangekomen. Uiteindelijk lag er op het bed van klager een dossier, maar het andere dossier is nog niet terecht.

Klager verzoekt de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen en zijn beroep gegrond te verklaren.

 

Standpunt van de directeur

Het beroepschrift is niet binnen de wettelijke termijn ingediend. Uit de e-mails van de raadsvrouw volgt dat de termijn is overschreden. De stelling van klager dat hij dagen of weken later post ontvangt, is niet voldoende aannemelijk, omdat de post elke dag wordt verwerkt en uitgereikt. In bijzondere gevallen gebeurt dit een dag later. Hierin wordt zeer zorgvuldig gehandeld. De directeur verzoekt het beroepschrift kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.

Subsidiair verzoekt de directeur klager niet-ontvankelijk te verklaren voor zover de oorspronkelijke klacht in beroep is uitgebreid. Het klaagschrift van 11 april 2019 richt zich op post die de advocaat op 25 maart 2019 bij de portier van de hoofdingang zou hebben afgegeven. In het beroepsschrift wordt gesteld dat op 8 april 2019 het strafdossier per post is verzonden en vervolgens op 25 april 2019 is afgegeven bij de portier van de hoofdingang.

De directeur verzoekt de oorspronkelijke klacht op dezelfde wijze te beoordelen als de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift door klager uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De uitspraak waarvan beroep is op 23 juli 2019 aan klager toegezonden. Het beroepschrift dateert van 8 augustus 2019 en is op diezelfde datum op het secretariaat van de RSJ ontvangen. Op 9 augustus 2019 is door het secretariaat van de RSJ per brief bij klager geïnformeerd wanneer hij de uitspraak van de beklagrechter heeft ontvangen. Namens klager is op 15 augustus 2019 bericht dat klager op 2 augustus 2019 een afschrift van de uitspraak heeft ontvangen en derhalve tijdig beroep heeft ingesteld.

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de inlichtingen van de directeur niet kan worden vastgesteld dat een afschrift van de uitspraak op het beklag vóór 2 augustus 2019 aan klager is uitgereikt. Gelet hierop zal de beroepscommissie in het voordeel van klager beslissen en klager ontvangen in zijn beroep.

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klager heeft op 11 april 2019 een klacht ingediend, waarin hij stelt dat het door zijn advocaat op 25 maart 2019 bij de PI ingeleverde dossier is kwijtgeraakt.

Ten aanzien van het eerst in beroep ingenomen standpunt van klager dat zijn raadsvrouw op 8 april 2019 een dossier per post aan hem heeft verzonden en dat zij op 25 april 2019 een dossier aan de balie van de PI heeft afgegeven en dat deze dossiers niet bij klager zijn aangekomen, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt.  Een dergelijke uitbreiding van de klacht is in beroep niet geoorloofd. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.

De beroepscommissie komt – met inachtneming van het vorenstaande – tot het oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

 

Deze uitspraak is op 24 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven