Nummer R-20/6824/TA
Betreft Klager Datum 22 december 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de maatregel van afdelingsarrest van 22 januari 2020 (Me 2020-12);
b. de opschorting van het transmuraal verlof van 22 januari 2020 (Me 2020-13);
c. nalatige medische zorgverlening (Me 2020-330.
De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 30 april 2020 het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel c van zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers advocaat, mr. A.R. Ytsma via een videoverbinding en namens de instelling […], jurist, gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2020 in de PI Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De instelling heeft in januari 2020 contrabande (kinderporno) aangetroffen op een laptop. Klager verbleef op het moment van ontdekking in FPA Almelo. Als het al juist zou zijn dat klager iets te maken zou hebben met de contrabande (klager ontkent) dan is onduidelijk waarom hij afdelingsarrest zou moeten hebben, nu het gevaar door inbeslagname is gecoupeerd. Klager heeft meerdere patiënten op de laptop gezien in het DAC (Dag Activiteiten Centrum) toen hij daar werkzaam was. Klager betwist uitdrukkelijk het oordeel van de beklagrechter dat alleen hij en twee medewerkers toegang tot de laptop hadden. Het DAC zou een schriftelijke verklaring moeten afleggen over het moment van aanschaf van de laptop, voor wie de laptop was aangeschaft, het toegangsbeleid tot de laptop, of andere patiënten de laptop gebruikten en of de laptop was beveiligd met een wachtwoord.
Klager heeft niets te maken met de aangetroffen contrabande en meent dan ook dat zijn transmuraal verlof ten onrechte is opgeschort. Er is tot op heden geen bewijs geleverd dat klager iets te maken heeft met de contrabande.
Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard ten aanzien van het punt wat hij wilde maken over het vervoer na een medische ingreep. De instelling had bij de medisch specialist moeten nagaan of het verantwoord was met hem te gaan reizen vlak na de operatie. Door dit niet na te gaan, heeft klager niet de juiste medische zorg gekregen. De instelling heeft zijn verplichtingen geschonden. De klachten waarvoor klager werd geopereerd zijn weer terug.
Klagers raadsman merkt op dat de feiten niet duidelijk zijn. Klager werd pas later verdacht van het bezit van kinderporno. Klager verwijst naar een bericht van het OM van 28 mei 2020. In dit bericht staat dat de zeden-Officier van Justitie heeft besloten geen nader proces-verbaal op te maken naar aanleiding van de aangifte. Kern is dat volgens het OM niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat klager als enige de laptop heeft gebruikt. Voorts is volgens het OM geen sprake van originele bestanden maar zijn deze afkomstig van een USB-stick. Klagers raadsman licht verder toe dat klager nooit de status van verdachte heeft gehad, hij is ook nooit door de politie gehoord. Er was dus geen sprake van een stevige verdenking. Klager is weerloos, de instelling had eerst vooraf overleg moeten plegen met de politie. Klager meent dat zijn behandeling een deuk heeft opgelopen. Klager wil terug naar de FPA Almelo.
Klager licht toe dat er geen reden was klager tevens afdelingsarrest op te leggen. Klager meent dat overleg had moeten plaatsvinden met de arts of het vervoer over een grote afstand verantwoord was. Dat is niet gebeurd met als gevolg dat klager, overigens zonder jas en schoenen, is vervoerd en zijn etalagebeen is teruggekomen.
Standpunt van het hoofd van de instelling
De laptop van klager had geen verbinding met het internet. De gevonden kinderporno moet via een usb-stick op de laptop zijn gezet. De instelling heeft ten aanzien van strafbare feiten waarbij voorlopige hechtenis is toegelaten de plicht aangifte te doen. De verlofregeling verplicht de instelling tevens tot het intrekken van het verlof. Met de zedenpolitie is de algemene afspraak gemaakt dat als wordt getwijfeld dat sprake is van kinderporno contact wordt opgenomen met de zedenpolitie. De laptop is speciaal voor klager aangeschaft. Hij was ook de enige die buiten het toezicht van een medewerker gebruik van de laptop kon maken. Enkel twee medewerkers van de instelling hebben toegang gehad van de laptop. Klager heeft een aantal malen gezamenlijk met een medepatiënt de laptop gebruikt. Klager was echter de enige met een zedenachtergrond. Bij klager was eerder sprake van recidive. Dat is toen geseponeerd wegens een gering feit. In de tussenliggende periode, na klagers overplaatsing naar FPA Almelo, is de laptop niet gecontroleerd. De laptop heeft in afwachting van een controle op het kantoor van medewerkers van het DAC gelegen waar patiënten niet bij konden komen.
Het hoofd van de instelling licht toe dat het afdelingsarrest ten onrechte is opgelegd. Het afdelingsarrest maakte namelijk al onderdeel uit van fase 1, dat namelijk is gericht op het beperken van de bewegingsruimte van de verpleegde tot de unit. De oplegging was dubbelop. Het hoofd van de instelling meent dat zorgvuldig is gehandeld ten aanzien van het vervoer van klager. Aan klager is namelijk gevraagd of het allemaal ging.
3. De beoordeling
a.
Artikel 33 van de Bvt bepaalt dat, indien de bewegingsvrijheid waarop de verpleegde op grond van de bij of krachtens de Bvt gestelde regels recht heeft, niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, het hoofd van de instelling zodanige beperking niettemin telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Bvt.
Na de vondst van kinderporno op klagers laptop is klagers transmuraal verlof ingetrokken en is hij teruggeplaatst van FPA Almelo naar de instelling. Na terugkomst in de instelling is aan klager een maatregel van afdelingsarrest opgelegd ter handhaving van de orde en veiligheid binnen de instelling. Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de instelling toegelicht dat het afdelingsarrest ten onrechte is opgelegd, omdat deze reeds onderdeel uitmaakt van de fase waarin klager op de unit verbleef. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal ten aanzien van dit punt worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, omdat hij door de ten onrechte oplegging van het afdelingsarrest niet aan meer beperkingen in zijn bewegingsvrijheid is blootgesteld dan de beperkingen van fase 1 waarin hij verbleef.
b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie merkt hierbij op dat de instelling zorgvuldig heeft gehandeld. Na de vondst van de kinderporno is de instelling op grond van artikel 53, tweede lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) gehouden stappen te ondernemen, waaronder het doen van aangifte en het intrekken van het transmuraal verlof. Dat het Openbaar Ministerie nadien, op 28 mei 2020, heeft bericht dat geen proces verbaal zal worden opgemaakt omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat klager als enige de laptop heeft gebruikt en het geen originele bestanden betreft maakt dit niet anders. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel a gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter op dit onderdeel. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond wat betreft de beklagonderdelen b en c en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 22 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter