Nummer R-20/6546/GA
Betreft [klaagster]
Datum 28 december 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur)
1. De procedure
De directeur heeft op 28 oktober 2019 het verzoek van [klaagster] (hierna: klaagster) tot algemeen verlof afgewezen.
Klaagster heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Zwolle heeft op 24 februari 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij klaagster en de directeur opgedragen in onderling overleg tot een passende tegemoetkoming te komen (Z1 2019-000900). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klaagster en haar raadsman mr. M. Kuipers in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klaagsters verzoek om algemeen verlof is afgewezen, vanwege een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande, alsook vanwege gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. De directeur heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat te weinig vertrouwen bestond in een goed verloop van het verlof. De afwijzing van klaagsters verzoek om algemeen verlof kon daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Blijkens het (ten tijde van de verlofaanvraag) opgemaakte reclasseringsadvies werd het recidiverisico, evenals het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden, ingeschat als hoog. Daarnaast is gebleken dat klaagster, ondanks een contactverbod, contact onderhield met haar mededader, een GHB-verslaving had, geen behandeling had ondergaan en niet bereid was zich tijdens het verlof aan bijzondere voorwaarden te houden. Verder gaf haar negatieve gedrag in de inrichting aanleiding om het verlof niet toe te kennen. Klaagster had recent, naar aanleiding van incidenten, verschillende rapporten gehad en zij is op 16 september 2019 teruggeplaatst naar het basisprogramma. Ook had klaagster niet eerder verlof genoten, op basis waarvan kon worden aangenomen dat zij met vrijheden kon omgaan.
Standpunt van klaagster
De door de directeur aangevoerde argumenten zijn onvoldoende duidelijk en onzorgvuldig opgesteld. Reeds eerder heeft klaagster aangegeven dat het contactverbod onderdeel uitmaakt van het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg, tegen welk vonnis klaagster hoger beroep heeft ingesteld. Dat betekent dat het contactverbod tijdens haar detentieperiode en na haar invrijheidstelling niet van kracht is. Het incident met haar ex-man tijdens het bezoekmoment was van onvoldoende gewicht om voor de afwijzing van klaagsters verlofaanvraag redengevend te zijn. Ook verdiende klaagster een kans om te laten zien dat zij op verantwoorde wijze met vrijheden kon omgaan. Onder meer het Openbaar Ministerie (OM) had positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en klaagster beschikte over een aanvaardbaar verlofadres.
Uitgebrachte adviezen
De vrijhedencommissie van de PI Zwolle en de reclassering hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het multidisciplinair overleg en het OM hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klaagster was sinds 8 april 2019 gedetineerd. Zij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens het medeplegen van afpersing. Tegen dit vonnis heeft klaagster hoger beroep ingesteld. Op 12 januari 2020 is zij in vrijheid gesteld.
De beroepscommissie ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de directeur van de PI Zwolle bevoegd was te beslissen over klaagsters verzoek om algemeen verlof. Zij overweegt hiertoe als volgt.
In het geval dat een gedetineerde naar een andere inrichting wordt overgeplaatst voordat op de verlofaanvraag is beslist, schrijft artikel 9, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting voor welke directeur beslissingsbevoegd is ten aanzien van het ingediende verzoek om verlof. In een dergelijk geval treedt de directeur van de inrichting van bestemming – wat betreft de behandeling van het verzoek om verlof – in de plaats van de directeur van de inrichting van herkomst. Een en ander houdt verband met de eigen verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting van bestemming met betrekking tot verlofverlening aan de betreffende gedetineerde, alsook de ongestoorde tenuitvoerlegging van de aan die gedetineerde opgelegde vrijheidsstraf.
Uit het onderliggende dossier blijkt dat de inhoud van het reclasseringsadvies, gedateerd op 21 oktober 2019, niet met klaagster is besproken, omdat zij inmiddels was overgeplaatst naar de locatie Nieuwersluis. In de door de directeur van de PI Zwolle genomen beslissing tot afwijzing van klaagsters verzoek om algemeen verlof van 28 oktober 2019 is eveneens vermeld dat klaagster op dat moment in de locatie Nieuwersluis verbleef. Het voorgaande vindt bevestiging in de registratiekaart van klaagster, waarin staat dat zij op 16 oktober 2019 is overgeplaatst van de PI Zwolle naar de PI Nieuwersluis.
Uit het voorgaande volgt dat de directeur van de PI Zwolle zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om op klaagsters verlofaanvraag te beslissen. Nu de directeur van de PI Zwolle niet beslissingsbevoegd was ten aanzien van klaagsters verzoek om algemeen verlof, zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie komt, vanwege het voorgaande, niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de uitspraak van de beklagcommissie en de daaromtrent in beroep ingenomen standpunten van de directeur en van klaagster.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 28 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. J.M.L Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter