Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6346/GA, 21 december2020, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6346/GA

 

                                   

Betreft [Klager]

Datum 21 december 2020

 

  Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het slaan van een medegedetineerde, ingaande op 18 december 2019 (S-2019-000775).

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 9 maart 2020 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voor de directeur is de verklaring van de vermeende mishandelde medegedetineerde en de aanwezigheid van klager in een bepaalde cel, kennelijk voldoende om tot de conclusie te komen dat klager is betrokken bij een vechtpartij. Nu er kennelijk veel waarde wordt gehecht aan wat de medegedetineerde heeft gezegd, is het verzoek om bij hem nadere inlichtingen in te winnen en klager in de gelegenheid te stellen om aan de medegedetineerde schriftelijke vragen te stellen.

 

Verder ziet klager niet in waarom hij zwaarder is gestraft dan een andere gedetineerde die ook in de betreffende cel aanwezig was. De derde aanwezige in de cel is überhaupt niet door de directeur bestraft.

Het verzoek is dan ook om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. 

 

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar het verweer dat bij de beklagcommissie is gevoerd. Hij kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie.

  In aanvulling daarop, voert de directeur het volgende aan. In het beroepschrift worden geen andere feiten aangedragen dan die al tijdens de beklagzitting aan de orde zijn gekomen. De overwegingen op basis waarvan het voldoende aannemelijk is geworden dat klager een medegedetineerde heeft geslagen, zijn voldoende weergegeven. Het verzoek om nadere inlichtingen in te winnen bij medegedetineerden dan wel klager in de gelegenheid te stellen om schriftelijke vragen te stellen aan de medegedetineerde, hebben geen toegevoegde waarde.

  De hoogte van de disciplinaire straf is passend bij de rol en bijdrage die klager heeft gehad bij dit incident.

 

Het verzoek is dan ook om het beroep ongegrond te verklaren.

 

3. De beoordeling

Namens klager is verzocht om inlichtingen in te winnen bij een medegedetineerde en klager de gelegenheid te geven om schriftelijke vragen te stellen aan die medegedetineerde. De stukken bevatten voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De beroepscommissie beschouwt het beroep als te zijn gericht tegen de klacht met nummer S-2019-000775. Hierbij heeft de beroepscommissie acht geslagen op de inhoud en strekking van het beroepschrift, omdat er geen beklagnummers zijn genoemd.

De beroepscommissie stelt op basis van het dossier het volgende vast. Het slachtoffer kwam op een personeelslid afgelopen. Toen werd door het personeelslid gezien dat rond het rechteroog de huid van het slachtoffer roodgekleurd was. Het slachtoffer schreeuwde dat klager hem heeft geslagen. Dit herhaalde het slachtoffer meerdere keren. Het slachtoffer is meegenomen naar een andere afdeling. Onderweg bleef hij angstig achter zich kijken.

Naar aanleiding hiervan zijn er camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden is gezien dat er drie gedetineerden, Y., B. en klager, de cel van gedetineerde B. binnentreden. Het slachtoffer liep langs deze cel en werd aangesproken door B. Het slachtoffer trad hierop ook de cel van B. binnen. Daarna zijn de gedetineerden niet meer zichtbaar. Gedetineerde B. en het slachtoffer komen achter elkaar de cel uit. Daarna komt Y. uit de cel en lijkt zich te bekommeren om het slachtoffer, door hem weg te begeleiden vanaf de cel naar het trappenhuis. Het slachtoffer komt er ‘mishandeld uit’.

  Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij hecht de beroepscommissie met name belang aan het feit dat klager – terwijl hij dit eerst ontkende – in de cel met het slachtoffer is geweest en dat het slachtoffer, met een rode huid rondom het rechteroog, heeft gezegd dat klager hem heeft geslagen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen, met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 21 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door

mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven